zaterdag 27 februari 2016

Views & Reviews Bored Couples / L'Ennui à deux Martin Parr Photography


Bored couples / L¿Ennui à deux

Martin PARR

Published by Galerie du Jour / Agnes B, Parigi, 1993
Galerie du Jour / Agnes B, Parigi, 1993 Catalogo di mostra, Galerie du Jour, Parigi, dal 1 febbraio al 27 marzo 1993. Brossura, cm. 24 x 24 Prima edizione Autografato.

‘I enjoy the banal’: Stephen Bayley meets Martin Parr

Britain’s best-known photographer claims to like ordinary people but are his pictures celebratory or mocking?


MARCH 9, 2011
Bored Couples on Display in Public Places
Matthew Newton


United Kingdom—Windsor Safari Park (1990).


Kotka, Finland (1991).


New Brighton, United Kingdom (1985).


Finland—On a ferry between Helsinki and Stockholm (1991).


From the book Bored Couples, published by Galerie du Jour Agnès B. (Paris, 1993).


Tenerife, Spain—Playa de las Americas (1993).


Majorca, Spain (1993).


Majorca, Spain (1993).


Stockholm, Sweden (1992).


Finland—A bored couple on a ferry (1991).


Majorca, Spain (1993).

Boredom and mono gamy are two ideas ingrained like memories in our collective cons ciousness. Those who choose mono gamy are often viewed as tradi tionalist fools by a certain percentage of the population; while individuals who remain single for long stretches of time are often dismissed as lonely, sad, or incompatible. It’s the type of sweeping, generalized thinking that makes humans such an oddly divisive lot. But it also breeds an amateur anthropological fascination regarding our behavior.

Nearly two decades ago, photographer Martin Parr (biography) publicly examined a random sample of relationships in his book Bored Couples (Galerie du Jour Agnès B., 1993). He had no specific connection to the people he photographed, except that he was looking to challenge the notions of context and perception:

This series of photographs were taken as an opportunity to explore the veracity of the caption. We do not know if these random couples are bored or not. Who is to say what is authentic when captioned as thus? Parr also photographs himself with his partner appearing to be bored, but she is, in fact, very excited at the addition of this photo to the project. (via Magnum Photos)

It’s difficult to look at these photos without adding commen tary, without attemp ting to insinuate what we believe to be true. Each shot appears to be imbued with a sense of disconnection, two people languishing in a certain level of familiar comfort: devoid of emotion, dancing like robots; sitting in silence after dinner, waiting for the check to arrive; or devouring burgers on a family vacation, vacant eyes locked on one another. But is the indifference we see real or manipulated? According to Parr, his work has a motive: “With photography, I like to create fiction out of reality. I try and do this by taking society’s natural prejudice and giving this a twist.” TC mark

© Martin Parr / Magnum Photos via Slate (h/t: Lifelounge)

Echt & Paar

Een korte ontmoeting op straat. Ik kom mijn huis uit gelopen, gehaast, want tussen mij en de afspraak staan drie minuten, nog meer kruispunten, en een onbekend aantal fietsers die zich ineens aan de verkeersregels houden....

STEPHAN SANDERS 25 oktober 1997, 00:00

Dit moet een gesprekje worden waarin we in plusminus dertig seconden eens lekker bijkletsen.Ik hoor mezelf vragen: 'Hé, wat doe jij hier?', op een toon die eerder bestraffend klinkt dan belangstellend. De man, die een onbegrijpelijke rust uitstraalt, komt op me af en zegt in een vloeiende beweging: 'Ik moet even hout halen voor mijn gezin, want we hebben een nieuwe houtkachel in ons huis in Frankrijk.'Ik schiet in een zenuwachtige lach. Hoeveel geluk kan een zin verdragen? Houtkachels, gezinnen, wij, ons huis, Frankrijk. Hier spreekt de bewoner van een geordend universum dat gestoffeerd is met bezittelijke voornaamwoorden en de vanzelfsprekende meervoudsvorm. Het blijft een vreemde ervaring met mensen te praten die je nooit alleen te spreken krijgt, zelfs niet als je ze in hun eentje ziet. In een mum van tijd bouwt de taal een beschermende wereld om hen heen.Wat ga je doen?'Wij weten het nog niet. Wij blijven dit weekend maar eens gewoon thuis.'Paren lijken altijd echter. Ook als de vragensteller zelf allerlei plannen in petto heeft die zinderen van de levenslust, legt hij het af tegen dit bastion van geborgenheid waarin zelfs het niets-doen nog een gemeenschappelijke activiteit wordt.En mijn plannen waren toch al bescheiden.'Ik moet er vandoor', zeg ik naar waarheid, 'want mijn psychiater wacht en ik heb nog precies twee minuten.'Dat begrijpt de bekende, althans zo knikt hij, en we nemen beleefd afscheid, ongeveer zoals mensen op congressen doen die uit verschillende werelddelen komen, elkaars taal niet spreken en weten dat ze niet veel meer delen dan een welwillend soort verbazing.Ik ben nog steeds giechelig wanneer ik door het verkeer slalom, maar helemaal vertrouwen doe ik die stemming niet, want daaronder vermoed ik het verongelijkte gezicht van de afgunst.Wil ik niet gewoon van leven ruilen? Op het eerste en trouwens ook op het tweede gezicht is het duidelijk dat het 10-0 voor hem staat. Het kost me geen moeite in gedachten een grindpad te volgen dat uitkomt bij een huis, ons huis. Ik zie kinderen en zelfs een hond, die ravotten op de terracotta tegelvloer: de houtvoorraad zie ik, onder het zelfgetimmerde afdakje, de tuin daarom heen, de grote eettafel die buiten staat, het blad verweerd door de seizoenen.Het is een beeld dat een abstract soort bewondering oproept, want hoe prachtig en sereen ook, het lukt me niet mijzelf in dat plaatje te wurmen.Dat kan gebrek aan verbeeldingskracht zijn, maar ik houd het op realiteitszin. Sommige dromen laten zich beter benijden dan bewonen. Het zijn etalages waaraan je je vergaapt, met je neus tegen de winkelruit, maar op het moment dat het glas breekt, weet ik niet of ik naar binnen zou stappen of me toch gewoon zou omdraaien.Voor me ligt een fotoboekje van Martin Parr (Edition Galerie du Jour Agnes B), waarin de achterkant van een 'wij-droom' in beeld is gebracht, de rafelige kant, waar niemand mee te koop loopt. Het heeft een tweetalige titel: Bored couples, 'L'ennui à deux', waarvan de Franse de leukste is, omdat die zo cynisch rijmt op de folie à deux, de dolzinnigheid waarmee twee mensen elkaar kunnen besmetten. Dat is zo te zien niet de eerste zorg van de geportretteerden in dit boek. Het zijn stellen die elkaar tot niets anders bewegen dan taaie, tergende verveling.Zoiets is nooit een prettig gezicht, maar bij verveelde paren wordt het een daad van agressie omdat ze elkaar de verveling aandoen. Ze zouden zich ook met elkaar kunnen vermaken, en daarom is hun lusteloosheid nooit schuldeloos.
Neem deze foto: een man en een vrouw in een restau rant. Op hun tafeltje staan een aange broken fles witte wijn, twee borden met daarop de resten van een voorgerecht (waarschijnlijk vis) en een bloemstukje dat nooit ververst hoeft te worden omdat droogbloemen niet verleppen. Zij zit ongemakkelijk rechtop in de toch al ongemakkelijke stoelen, met haar benen over elkaar geslagen. Haar hoofd houdt ze afgewend, in de richting van de eetzaal; ze kijkt niemand aan, ze staart met een lege, smartelijke blik naar de plek waar de uitgang moet zijn. Hij kijkt precies de andere kant op, naar het meterslange aquarium dat is ingebouwd in de muur. Is hij op zoek naar de vis die hij eigenlijk bedoelde en nooit gekregen heeft? Beiden houden hun servetjes ongemakkelijk op schoot, aan hun vingers zien we trouwringen. Deze mislukking, weet de kijker, is niet van toevallige aard: ze is gewild en bezegeld en zal zich nog lang voortslepen.Het mismoedige aan de foto's van Parr is dat alle afgebeelde koppels zich op plekken bevinden waar ze voor hun plezier zouden moeten zijn. Snackbars, lunchrooms, danszalen, toeristische attracties en vakantieadressen. Deze mensen vechten tegen de verveling, en dat doen ze in hun vrije tijd; soms ligt de videocamera nog op tafel, om maar niets te hoeven missen van de onvergetelijke momenten die zich niet voordoen.Ik kreeg het boekje van een alleenstaande vriendin en later bedacht ik dat het typisch zo'n cadeautje is dat vrijgezellen aan vrijgezellen geven om elkaar een hart onder de riem te steken. Het is de geruststelling dat de hel met zijn tweeën alleen maar een slagje groter wordt.Er is dus leedvermaak in het spel, wraak van de vrijgezellen op de stellen: je ziet hoe een ideaalbeeld onder je ogen verkruimelt en verkreukelt, en even ben je genezen van een lang gekoesterde droom.Het werkt ongeveer zoals de roddelpers functioneert: gewone, gemiddelde mensen lezen graag over rijke, beroemde mensen die alles mee hebben en lekker toch niet gelukkig zijn. Daarom is leedvermaak ook nooit een overwinning op de afgunst maar alleen de grijnzende variant daarvan.Er zou natuurlijk ook een heel treurig stemmend boek te maken zijn over Bored Singles; ik zie beelden van een uitgezakte man op een bank, tv aan, pizzadozen om hem heen, voeten op tafel, met een teen door een kapotte sok. Leed is het zeker, maar niemand zou zich ermee vermaken, en het boek zou op de schappen blijven liggen.De stellen hoeven het niet te hebben, want die vinden het niet lachwekkend maar ronduit zielig. Bovendien worden ze alleen maar bevestigd in het beeld dat ze toch al hadden van oude vrijsters en een man alleen. En voor de vrijgezellen is de afstand iets te klein. Het kost betrekkelijk weinig moeite een glimlach te onderdrukken als je jezelf voortdurend op foto's herkent.Ischa Meijer riep ooit bitter tegen een zaal, ergens in de provincie, waar de echtparen rij aan rij zaten: 'Ik ben leuker en origineler, maar jullie zijn echter.'Dat is het boemerangeffect van een boekje dat bedoeld was om te gniffelen.

Verveling
Heeft elke tijd zijn overheersende emotie? Volgens de Engelse fotograaf Martin Parr geldt in elk geval voor deze tijd dat de allesoverheersende emotie verveling is, zoals te lezen viel in Vrij Nederland van vorige week. En te zien, want er staan fascinerende illustraties bij uit zijn fotoserie 'bored couples': echtparen met lege contact mijdende blikken, van een zo verpletterende doffe uitzichtloze verveling dat je er weer vrolijk van wordt (het Peter van Straaten effect).

Christien Brinkgreve
27 april 1994

Klopt Parrs tijdsdiagnose, is verveling een zo overheersend hedendaags gevoel? En zo ja, is dat erg? Verveling wordt in elk geval nooit beschouwd als iets om trots op te zijn. Een zich vervelend kind kan nog wel enige ontroering wekken, maar zich vervelende volwassenen wekken ergernis en verontrusting. En dedain: want vervelen is dom, zo luidt het misprijzende oordeel over mensen die in de ogen van de oordeelvellers maar landerig rondhangen en niet zo gedisciplineerd en gedreven voortdraven als zijzelf.

Maar het gaat hierbij niet alleen om de angst voor andermans verveling. Voor veel mensen is het een gevoel dat ze tot het uiterste willen vermijden, en ze gaan daar heel ver in. Ze zitten urenlang in files op weg naar pretparken, verkeren in een staat van permanente verbouwing van hun huis dat vele rondes eerder al in redelijke staat verkeerde, plannen de hele dag vol zodat er geen minuut van rust en leegte overblijft.

Verveling is een verwaarloosd begrip in de psychologie en de sociale wetenschappen. Het gaat daar over depressie en eigenwaarde, macht en onmacht, strijd en rivaliteit, maar zelden of nooit over verveling of het vermijden van verveling. Wel gaat dit soms schuil onder andere noemers of zit het verpakt in beschrijvingen van menstypen zoals 'de narcistische persoonlijkheid'; of diens voorloper: de 'other directed man', die niet meer put uit zijn rijke en koersvaste innerlijk maar gericht is op de buitenwereld. De narcistische persoonlijkheid, zoals verontrust en knorrig beschreven door de Amerikaanse historicus Christopher Lasch, is altijd op zoek naar prikkels van buiten omdat hij zelf van binnen leeg zou zijn. Het is het sociale schrikbeeld van de rusteloze zich vervelende onverzadigbare moderne mens, van wie de auteur zich duidelijk wenst te onderscheiden.

De ideologische inslag van deze beschouwingen moge duidelijk zijn, maar is het daarmee ook onzin? Is _ want daar gaat het hier om _ de angst voor verveling slechts een conservatieve of elitaire ergernis over andere mensen met meer op prikkels en consumptie gerichte levensstijlen? Parr verbindt verveling met overvloed: hij wil de westerse wereld laten zien 'met haar buitensporige overvloed en haar gruwelijke verveling', waarbij in het midden blijft of mensen uit verveling gaan kopen en consumeren of zich juist als gevolg van het laatste gaan vervelen. Hier tegenover staat een geheel andere sociale angst: de verveling uit gebrek. Gebrek aan geld waardoor niets meer kan, gebrek aan structuur waardoor de tijd oeverloos wordt, gebrek aan betekenis waardoor het bestaan leeg wordt. Angst voor werkloosheid is _ al wordt het zelden zo benoemd _ ook angst voor verveling. De opgetogen jaren-zestigfantasie over de homo ludens die bevrijd van werk spelend, scheppend en genietend het leven zou doorbrengen, is weggezakt in het schimmenrijk der sociale dromen, niet opgewassen tegen de realiteit.

Maar er is nog een ander kenmerk van de huidige westerse samenleving dat met verveling zou kunnen samenhangen. In ons historisch gezien vrij risicoloze bestaan is er een onvervulde zucht naar opwinding en avontuur, die mensen rusteloos maakt en kan doen verlangen naar gevaar, beproeving en ontbering. Overlevingstochten door woestijn en oerwoud voorzien in deze behoefte, evenals horrorfilms en het sterk opkomende thema van de seriemoordenaar. Misschien is verveling ook de prijs van het geordende, aangeharkte en relatief veilige bestaan in de verzorgingsstaat.

De stervende tijd
Zet honderd Nederlanders in een trein, stuur terroristen op ze af, laat een paar slachtoffers vallen, kortom, organiseer een gijzeling. Crisiscentrum, onderhandelingen, belegde broodjes, impasse. De tijd verstrijkt. Waar zullen de benarde slachtoffers in hun ramptrein om vragen? Puzzelboekjes, tegen de verveling. Het is echt gebeurd, al ben ik helaas vergeten waar het was en hoe het zat. Nederlanders verkeerden in langgerekt levensgevaar, en hun dringendste behoefte waren puzzelboekjes.

Ileen Montijn
27 april 1994

Het kan zijn dat die oplossing typisch Nederlands is. Andere volken zouden misschien vragen om een veldkeuken met 's lands beroemdste kok erbij, om sexshop-catalogi of videotoestellen om alles voor de thuisblijvers te vereeuwigen. Nederlanders puzzelen. Puzzelboekjes _ waarvan dit land een ten hemel schreiend hoog verbruik kent _ beantwoorden uitstekend aan Dorothy Parkers bondige recensie: a good book to kill time with _ for those who like it better dead.

Maar de verveling als vertrouwd verschijnsel, dat onmiddellijk wordt herkend zelfs onder het wachten op de uitkomst van onderhandelingen waarmee (zoals dat heet) levens zijn gemoeid, is algemener.

'Verveling is de allesoverheersende emotie van deze tijd,' zei de Engelse fotograaf Martin Parr vorige week in Vrij Nederland. Hij heeft zich toegelegd op het fotograferen daarvan. Wansmaak, hebzucht en verveling, deze drie: geen vrolijke kijk op de samenleving, maar er zit wat in.

Parr heeft een boek gemaakt met de onvergetelijke titel Bored couples. Drie foto's daaruit stonden in VN afgedrukt. Foto's, de titel zegt het al, van verveelde paren, echtparen natuurlijk. Twee aan restaurant-tafeltjes, een op een muurtje.

Wat die foto's zo deprimerend maakt _ of misschien niet eens die foto's, als wel het idee er achter _ is hun wrede suggestiviteit. Zo zitten mensen erbij. Samen, maar met lege ogen, ongeinteresseerd, een stuitende aanblik. Kijk en huiver, zegt Parr, pas maar op dat je zo niet wordt. Terwijl hij eigenlijk die mensen heeft betrapt op momenten zoals ieder paar ze kent.

Want iedereen die wel eens meer dan een zucht lang de helft van een paar is geweest, heeft zich ook wel eens als paar verveeld. De gelukkigen maar soms, even; minder fortuinlijken aldoor.

De liefde is immers heel wat minder betrouwbaar dan puzzelboekjes om de tijd te doden. In het begin helpt zij als de beste, zeker. Het verdwijnen van iedere ennui is het overheersende kenmerk van de verliefdheid. Alle lege momenten in het leven, zelfs als je helemaal niet wist dat zij er waren, verdwijnen als sneeuw voor de zon. Geestloze bezigheden, treinreizen, aardappelen schillen, worden gebaad in een exquis en altijd beschikbaar genoegen: denken aan de beminde. Een naam als een liedje op je lippen. Het volgende samenzijn als lokkend baken.

En is dat samenzijn een feit, dan doet het er opnieuw weinig toe wat je doet. Alles is een feest. Treinreizen, aardappelen schillen, als de gelieven samen zijn genieten zij ervan, omdat zij elkaar kunnen zien, horen en aanraken. Verveling bestaat niet, zoals de NS het zo treffend uitdrukt in haar reclame voor dagtochtjes.

Maar op zekere dag zit of ligt hetzelfde paar bij elkaar, er valt een stilte, en dan klinkt een vraag. Waar denk je aan?

Wie wijs is weet: nu eist de tijd haar rechten weer op. Zij wil gepasseerd worden. Hoe vitaal de liefde ook nog is of moge schijnen _ vanaf nu is het weer van belang wat er gebeurt. Het bestaan van een ander mens alleen is niet meer voldoende om zin te geven aan het leven. Er moet weer iets bij.

De waarheid zelf, lieve schat, die is soms zo saai. Dat het ook getweeen verschil maakt of je de tijd laat verpieteren met puzzels of winkelen _ Parrs foto's leggen de volle, redeloze ellende van winkelen aan de dag _ of dat je hem opfleurt en een beetje aardig voor hem bent. Dood moet hij, dat is waar. Waar het om gaat is juist: hoe?



donderdag 25 februari 2016

At the First Position by Violence and Chaos ‘It’s What I Do’ by Lynsey Addario Photojournalism


By SCOTT ANDERSONFEB. 4, 2015

Lynsey Addario in Libya in 2011, shortly before her capture by soldiers of Muammar el-Qaddafi. Credit John Moore/Getty Images

The modern battlefield can induce a peculiar strain of skewed logic among those sent to chronicle it. Upon a landscape where it is often mortally dangerous simply to stand in one place, how much worse can it be to venture a little farther, to get a bit closer? And having assumed the added risk of getting closer, how then to leave before you’ve taken the perfect image, conducted one last interview? What makes such calculations especially tricky is that most modern battlefields have no recognizable boundaries or rules of conduct; they bear less resemblance to any traditional war movie than, say, to “Mad Max.”

In the opening of her affecting memoir, “It’s What I Do,” the photojournalist Lynsey Addario provides a harrowing account of just where such moth-to-the-flame thinking can lead. In March 2011, Addario was in Libya covering the civil war when she, along with a local driver and three other journalists on assignment with The New York Times, ventured into the exposed front-line town of Ajdabiya. (Although we have both covered conflicts for The Times, I have never worked with Addario, and we are only passing acquaintances.) Addario had feelings of foreboding from the outset, fears that amplified amid reports that loyalists to Muammar el-Qaddafi were encircling the town. Working against this, though, was the call of her profession.

“We are greedy by nature,” she notes of war photographers and reporters. “We always want more than what we have. The consensus in the car at that point was to keep working.”

As the only woman in that car, Addario felt further pressure to keep her concerns to herself. “I didn’t want to be the cowardly photographer or the terrified girl who prevented the men from doing their work.”

When at last the group decided it was time to get out, it was too late: Captured by Qaddafi’s soldiers, the four journalists were bound and blindfolded and taken away; their driver was dead, summarily executed or killed in the crossfire. What ensued over the next several days was a horrifying ordeal, as the journalists were paraded through loyalist towns, to be punched and hit with rifle butts — and in Addario’s case, sexually groped — by both soldiers and the crowd. In the most unforgettably ghastly moment, Addario remembers how one of the captors caressed her face and hair “like a lover,” while softly “repeating the same phrase over and over.” She assumed the man was trying to comfort her, until an Arabic-speaking fellow captive told her the truth: “He’s telling you that you will die tonight.”

Eventually transferred into the far gentler custody of the Libyan Foreign Ministry, the journalists were ultimately released and flown out of the country. In Addario’s case, her Libyan nightmare had at least one happy side effect: Acceding to an entreaty her husband had been making for years, she soon became pregnant with their first child.

Although there is no academic credential that boosts one’s odds of becoming a successful combat journalist (ironically, one of the more common traits in the profession is a dearth of journalism degrees), there surely is a personality type: plucky, adventurous, intensely curious, ferociously driven. From early on, Addario showed signs of possessing all these traits, and in abundance. The youngest of four girls born to a fun-loving and rather bohemian Italian-American couple, Addario grew up in the affluent suburbs of Westport, Conn. She found her calling at the age of 13, when her father gave her a simple Nikon 35 mm camera to play around with. Immediately fascinated, she began to photograph obsessively, even if she never imagined it might lead to a career.

That started to change when, after graduating from college, Addario saved up her waitressing money to move to Argentina; along with teaching English she began peddling her photos to the local English-language newspaper at the princely rate of $10 a picture. It was while attending an exhibit of the Brazilian photographer Sebastião Salgado that she experienced an epiphany. “Something I had perceived until that moment as a simple means of capturing pretty scenes,” she writes, “became something altogether different: It was a way to tell a story. It was the marriage of travel and foreign cultures and curiosity and photography. It was photojournalism.”

Moving back to New York, Addario scrambled for any assignment that might come her way, no matter how lowly or poorly paid. The club she hoped to join was very much a fraternity, and she felt the constant need to prove herself as single-minded and intrepid as any man. This came at a personal cost. As better assignments started coming her way, her relationships foundered time and again on her absolute devotion to her craft and her lengthy absences in the field.

As Addario points out, hitting it big in journalism often carries an element of luck, of being in the right place at the right time. For her, that came in the summer of 2000. Living in South Asia and eager to examine the role of women under the rule of the fundamentalist Taliban regime, Addario, under the cloak of a chador, spent several weeks insinuating herself into the lives of Afghan women, emerging with a remarkable portrait of a culture few outsiders had glimpsed. That portfolio might have received limited attention, until the United States went to war with the Taliban after the Sept. 11 attacks.

“Editors suddenly found news value in the Taliban,” Addario wryly notes, “in the plight of Pakistani women, in Afghan refugees living in Pakistan — all stories I had done while living in India.”

Amid the rush to cover the war, Addario was put on freelance “rotation” by The New York Times, a status that became all but permanent when the American military adventures in the region extended to Iraq. By the end of that tumultuous decade, and at extraordinary personal risk, Addario had covered conflicts across the Middle East and Africa for some of the world’s most prestigious publications. She also received the affirmation she had long sought, including a shared Pulitzer Prize and a Mac­Arthur Foundation “genius” grant.

In the photographs liberally scattered throughout “It’s What I Do” are clues to how Addario rose to the top of her field. The very best photographers develop an ineluctable bond with their subjects, an intimacy built on patience and trust; in the strongest photos here, such as her portraits of women rape victims in Congo, her ability to capture their strength and vulnerability is profoundly touching.

Yet the qualities that make for a brilliant photographer may not make for a brilliant memoirist. Only occasionally does Addario linger long enough to render the kind of fully sketched scene that makes the account of her kidnapping in Libya so riveting. Instead, she has a tendency to tell her story in a summary travelogue fashion, with people and places and events — even the succession of disappointing boyfriends — flitting by at such a rapid clip as to blur to dimness. What makes this doubly frustrating is that when Addario does slow down, she is incisive: In the acutely observed account of her negotiations with a young Taliban visa clerk, for example — a complex dance requiring her to shift constantly between submission, flirtation and defiance — the reader is likely to learn more about the capricious nature of Islamic fundamentalism than from a dozen essays or position papers.

One also wishes for a bit more self-reflection. Like every combat journalist, Addario grapples with the psychic dissonance of inhabiting parallel universes, one in which unspeakable atrocities regularly occur, another in which children play happily in safety-tested playgrounds; yet she has little more to say on the matter than she has learned to live with it. But maybe such glibness is a necessary defense mechanism. In her uncommon ability to connect emotionally with her photographic subjects, Addario has been given entree into a world of sorrows and hardships that most would find too much to bear, and that require a certain amount of stoicism to withstand.

IT’S WHAT I DO
A Photographer’s Life of Love and War
By Lynsey Addario
Illustrated. 357 pp. Penguin Press. $29.95.
Scott Anderson is a contributing writer for The New York Times Magazine and the author of “Lawrence in Arabia.”

●●●●○
Op de eerste rang bij geweld en chaos
Oorlogsfotografie Wat oorlog met je doet, toont The New York Times-fotografe Lynsey Addario in haar adembenemende boek.
Hanneke Chin-A-Fo
19 februari 2016

Afghanistan onder het Talibaanbewind, gefotografeerd door Lynsey Addario in 2000

Een adembenemend spannend verhaal, dat is de autobiografie van de Amerikaanse oorlogsfotografe Lynsey Addario zeker. In Dit is wat ik doe beschrijft ze vijftien jaar lang dekking zoeken achter muurtjes, autobommen, ontvoeringen, woestijntochten met te weinig water en meer van die ontberingen. Het is niet vreemd dat de filmrechten naar Steven Spielberg gingen.

Het is echter ook meer dan een lange zelffelicitatie van een American hero, doorspekt met meisjesachtige twijfels over de liefde. Addario geeft de lezer een eersterangs inkijkje in de chaos van oorlog, en maakt zo duidelijk waarom die verhalen steeds weer verteld en gelezen moeten worden. Juist doordat ze de gebeurtenissen zo dicht op de actie beschrijft, worden ze minder beangstigend. Ze laat zien dat mensen in oorlogen, daders en slachtoffers, ook gewoon mensen zijn. Goede en slechte, uiteraard, en velen ertussenin.

Lynsey Addario: Dit is wat ik doe. Fotograferen in tijden van liefde en oorlog. Vertaald uit het Engels door Wim Scherpenisse. De Arbeiderspers, 415 blz.

Oorlogsfotografe Addario maakt beelden van chaos en oorlog, en laat weten waarom die verhalen telkens verteld moeten worden.

Lynsey Addario (1973) begon als tiener te fotograferen en maakte van haar hobby haar werk. Ze klom op van de Buenos Aires Herald naar The New York Times, het magazine van The New York Times en National Geographic. Mooier wordt het niet voor een fotojournalist. Voor The New York Times werkt ze samen met de kopstukken van de war on terror-verslaggeving: Elizabeth Rubin, Dexter Filkins, Steven Farrell.

Sinds 2000 werkte ze onder meer in Irak, Afghanistan, Pakistan Darfur, Congo, Libië, Gaza en Sierra Leone. Aanvankelijk wat naïef: ‘Ik stortte me in hachelijke avonturen zonder acht te slaan op de gevolgen, want ik geloofde dat alles goed zou gaan zolang mijn bedoelingen maar zuiver waren en ik me op mijn werk concentreerde’, schrijft ze. Dan loop je dus de woestijn in met te weinig water, of vergeet je telefoonnummers van het thuisfront te noteren.

Dan loop je dus de woestijn in met te weinig water

Daartegenover stond haar moed, ingegeven door de drijfveer om het leed van oorlogsslachtoffers aan de wereld te laten zien en hopelijk het beleid van de machthebbers te beïnvloeden. Addario toont mooi wat een kalmerend gevoel het geeft om een doel in het leven te hebben, en hoe dat bijna alles goedmaakt: de angst, de uitputting, stukgelopen relaties, onbegrip van de achterban, de rusteloosheid thuis.

De meeste oorlogsjournalisten zijn slechte statistici. Als ze een gevaarlijke situatie overleefd hebben, vragen ze zich af of ze zich de factor geluk moeten voorstellen als een salami waar steeds een plakje vanaf gaat tot hij op is. Addario maakt door het boek heen inzichtelijk aan wat een zelfbedrog ze in werkelijkheid doen. Elke keer dat er in de buurt een bom ontploft, wordt het geweld in hun hoofden normaler, alsof die salami aangroeit.

Bij Addario komt er een omslagpunt als ze met drie andere journalisten wordt ontvoerd in Libië, ten tijde van de opstand tegen Gaddafi. Ze wordt aangerand en mishandeld; ze weet zes dagen lang niet of ze het zal overleven. Tijdens die gevangenschap besluit ze toe te geven aan de kinderwens van haar man. Ze had dat jarenlang voor zich uitgeschoven, bang dat haar opdrachtgevers haar zouden laten vallen als ze een kind kreeg. Het zijn vragen waar mannelijke oorlogsverslaggevers niet voor hoeven te vrezen. Gelukkig viel het in de praktijk mee. Wel krijgt ze veel kritiek van lezers, vertelt Addario in interviews, die vinden dat ze een verschrikkelijke moeder is.

Wat die mensen niet begrijpen, is dat de combinatie zowel een betere oorlogsjournalist als een betere moeder oplevert. Door de zwangerschap en het moederschap beseft ze pas goed hoe kwetsbaar mensen met kinderen zijn in oorlogssituaties. Hoe ze zich tekort voelen schieten als ze hun kinderen geen veiligheid kunnen garanderen. E n ze beseft steeds wat een luxe het is om uit de oorlog weg te kunnen lopen en hoe weinig er te klagen valt in het leven hier. Dat is een waardevol perspectief voor een kind dat opgroeit in het Westen.

Het is afwachten hoe Steven Spielberg deze bespiegelingen in een film gaat vatten, en hoe hoofdrolspeelster Jennifer Lawrence die gaat vertolken. Het is te hopen dat ze haar blonde haar donker verft en goed onder de zonnebank gaat, want Addario’s licht getinte uiterlijk is een pluspunt. Mede doordat ze minder wezensvreemd is dan de meeste westerlingen weet ze het vertrouwen van mensen in oorlogsgebieden te winnen. Ook haar lengte van 1.55 meter helpt daarbij. Lawrence is twintig cm langer. Benieuwd hoe dat eruitziet onder een boerka.

zondag 21 februari 2016

Dutch Colonial Architecture and Town Planning in Indonesia The (photo) Books of Asia Maior Photography



SOERABAJA 1900-1950. PORT, NAVY, TOWNSCAPE

The fascinating history of Soerabaja, or Surabaya, as the name of the former Netherlands East Indies' second-largest city, principal port and naval base is nowadays spelt, has until now been almost inaccessible to English-speaking readers, as previously it has only been treated at any length in Dutch and Indonesian-language publications. In November 2004, however, Asia Maior/Atlas Maior presented the first ever general book to be published in Dutch and English offering a retrospective of colonial Soerabaja during the final decades of Dutch rule, under the title of 

SOERABAJA 1900-1950. PORT, NAVY, TOWNSCAPE.

As the subtitle suggests, the general subject of SOERABAJA 1900-1950 is approached through the three major themes which largely determined Soerabaja's increasing prominence in the Netherlands East Indies and the city's physical appearance during this period: the construction and growing economic significance of Soerabaja's commercial port of Tandjoengperak (Tanjung Perak), the role of the Royal Netherlands Navy in Soerabaja and of the RNN's principal base in the Indies established there in the 1840s, the so-called Marine-Etablissement (ME), and finally the extensive changes in Soerabaja's townscape resulting from her rapid development into a modern colonial city after 1900.

These three main subjects are made accessible to the reader by an introductory chapter providing a general overview of Soerabaja's colonial history and urban development from her beginnings as a small VOC establishment to the final years of Dutch rule, including many rare and previously unpublished historical maps and drawings.

Above all, however, SOERABAJA 1900-1950 is a magnificent large-format illustrated book, containing no less than 370 photographs, maps and town plans in all! A place of honour as regards the photography of Soerabaja during the 1920s and 1930s has been given to the professional legacy of Soerabaja's well-known photo agency 'Fotax', Palmenlaan 25, which in pre-war years worked for almost all major companies and government offices in East Java and was also responsible for many of the press photographs published in the East Indies' popular weekly d'Oriënt at that time

Djokja toen en nu
De mooiste, meest gedegen en van overvloedig fotomateriaal voorziene boeken over het voormalige Nederlands-Indië en het huidige Indonesië komen uit Purmerend. De uitgeverij Asia Maior, die daar is gevestigd, heeft in de loop van de jaren tien voorbeeldig verzorgde platenboeken over de belangrijkste Indonesische steden uitgegeven. Batavia/Djakarta/Jakarta hoort tot die reeks, evenals Soerabaja en nu is als slotdeel het boek over de vorstensteden Djokja en Solo verschenen, ofwel Djokjakarta, het huidige Yogyakarta, en Soerakarta. De beide steden liggen in het hart van Midden-Java en zijn van oudsher de belangrijkste plaatsen van de Javaanse religie en cultuur. Nog steeds kan de reiziger zich verbazen over de schoonheid en rijkdom van het paleis van de inlandse vorsten in het hart van deze steden.

Kester Freriks
7 mei 1999

Deze hofcultuur vindt zijn oorsprong in het vier eeuwen geleden ontstane, islamitische rijk Mataram. Dit sultanaat breidde zich in de zeventiende eeuw uit over heel Java, tot zijn expansie door de Nederlandse overheersing werd beteugeld en teruggedrongen tot de kern: de kraton in het hart van Djokja en Solo. De zelfbesturende kracht van de vorstensteden en de strikte hiërarchie, waarin de sultan de hoogste plaats bekleedt, hebben bij de Nederlandse gouverneurs en bestuurders altijd eerbied afgedwongen. Toch deinsden de laatsten er niet voor terug ook de sultans aan de regels van het Binnenlands Bestuur en het Nederlandse Recht te onderwerpen. Aanvankelijk waren de vorstenlanden ingedeeld als residenties, naderhand werden ze tot gouvernement verheven en kwam er een gouverneur aan het hoofd. De contacten tussen de vorsten en het gouvernement verliepen via een tolk-vertaler.

De sultans van Djokja en Solo volgden hun opleiding in Nederland. Dat nam niet weg dat hun hart bij Java lag. De jonge vorst Hamengkoe Boewono IX zei bij zijn troonsbestijging in 1940 in een rede: `Al heb ik een uitgesproken Westersche opvoeding gehad, toch ben en blijf ik in de allereerste plaats Javaan.' De band met Nederland, kenmerkend voor de sultans, heeft van de vorstensteden altijd plaatsen gemaakt waar de westerse invloed zich even sterk liet gelden als de oosterse traditie. De bijnaam van Hamengkoe Boewono was `Sultan Henk', hem gegeven door zijn Nederlandse vrienden.

De kratons zijn een stad in een stad. Uitgebreide vestingen, omgeven door een muur, voorzien van alle noodzakelijkheden die bij een stad behoren. Djokja heeft als uniek monument het Waterkasteel, de Taman Sari. Hier beschikten de sultans over weelderige lusthoven met bassins, omsloten door palmen in potten. De sultanaten waren vermaard om de hofdansen, het wajangspel en de gamelanmuziek in de kratons. De oosterse hoofse cultuur heeft, veel meer dan de westerse, een ceremonieel en ritueel karakter. De oorsprong gaat terug tot de begintijd van het Mataramse rijk, waarbij de mythologische uitbeelding tussen goed en slecht het hoofdthema vormt. Wie ooit in een kraton een hofdans zag uitgevoerd, zal zich de precisie herinneren waarmee de danseressen hun bewegingen uitvoeren, de vingers buigen, alles in een sterk choreografisch patroon.

Een van de interessantste aspecten van de uitgave van Asia Maior is de verbinding die in de boeken wordt gelegd tussen Nederlands-Indië en Indonesië. De lezer kan elke straat met een Nederlandse naam van toen opzoeken in het register om te weten te komen hoe die nu heet. Nauwkeurige kaarten geven de geografische situatie van toen weer. Elk bergdorp staat er op aangetekend, de suiker- en koffiefabrieken. We kunnen de wegen volgen die naar de kleinste gehuchten voeren. Je gaat je afvragen hoe het leven in het vroegere Indië was in een `Kleine plaats', zoals de legenda haar aanduidt, als Kalak, helemaal aan het eind gelegen van een rode stippellijn: dat betekent `Ondernemings- of Dessaweg'. Daar heeft dus een Nederlandse plantersfamilie gewoond, mijlen verwijderd van de bewoonde wereld. Asia Maior bedient gelukkig niet alleen de nostalgie. Het hedendaagse Indonesië met brandhaarden in Noord-Sumatra, in de hoofdstad zelf, op Ambon en Oost-Timor confronteert ons met een andere realiteit dan de Nederlands-Indische. Het reusachtige eilandenrijk is ten prooi aan interne verdeeldheid en een opstandige bevolking jegens het dwingende presidentiële bestuur. De armoede in de grote steden is onrustbarend; kinderen leven er als in een Derde-Wereldland. Het heeft iets onthullends en schokkends deze foto's van eertijds onder ogen te krijgen, terwijl de huidige werkelijkheid zo gewelddadig is. Wat deze uitgaven doen, is een band met het verleden onderhouden en een historisch besef creëren dat ons alles leert over hoe de Indische samenleving van voor de soevereiniteisoverdracht in december 1949 eruit zag. De Vorstensteden zijn daarom interessant omdat zij vanouds buiten de Nederlandse invloedssfeer vielen.

De vorsten stelden zich betrekkelijk onaanraakbaar op. In Djokjakarta werd in de jaren dertig de Communistische Partij van Indonesië opgericht. Aan het eind van de stedenboeken zijn foto's opgenomen van het huidige Indonesië, dat, vergeleken met toen, een heel andere wereld vertegenwoordigt. Marlboro- en Kentucky Fried Chicken-reclame overheersen de gevelpuien, die eens gesloten en voornaam van aanzien waren. Die hedendaagse foto's zijn in kleur, waardoor het contrast met vroeger aanzienlijk wordt versterkt. Het oude Indië is een in zichzelf verzonken, stille, zwart-witte wereld, althans op de foto's. Weinig mensen, veel grote huizen omsloten door ruim bemeten tuinen. Nu is dat omgedraaid: overvolle straten, Japanse auto`s. In Djokja Solo zijn die verschillende werelden en tijden prachtig samengevoegd.

M.P. van Bruggen & R.S. Wassing: Djokja Solo. Beeld van de Vorstensteden. Asia Maior 176 blz. 

Twee Indische steden

R.P.G.A. VOSKUIL e.a.: Bandoeng. Beeld van een stad 179 blz., geïll., Asia Maior 1996
B. BROMMER e.a.: Semarang. Beeld van een stad 160 blz., geïll., Asia Maior 1995

Alexander Bakker
24 augustus 1996

Ooit schreef Hella Haasse een mooi verhaal over een Japanse herenkapper die in Nederlands-Indië spioneert voor de Keizerlijke Inlichtingendienst. In haar verhaal De lidah boeaja drijft meneer Yamada zijn kapperszaakje aan een stille, slordige straat. In werkelijkheid heette deze knippende zoon van Nippon meneer Kawata en was hij gevestigd aan de Groote Postweg in Bandoeng, één van de belangrijkste straten van die plaats. Dat leert een vergelijking tussen de verhalenbundel van Hella Haasse Een handvol achtergrond en het recent verschenen Bandoeng. Beeld van een stad. Dat is het vijfde deel in de Indische-Stedenreeks. Daarvóór was de gemeente Semarang aan de beurt. Eerder verschenen monografieën over Batavia en Soerabaja en werd een deel uitgebracht over luchtfotografie.

De delen over Bandung en Semarang zijn chronologisch ingedeeld, geordend in vier periodes: pre-koloniale ontstaansgeschiedenis van de stad, ontwikkelingen onder Nederlands bewind, gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheidsstrijd, en veranderingen onder Indonesisch bestuur. De meeste (schitterende) foto's, waarvan vele voor het eerst gepubliceerd, staan in een apart deel achter in het boek. Ze zijn ingedeeld naar wijk zodat je een goede indruk krijgt van de sfeer per stadsdeel en van de aanblik van afzonderlijke straten; oude stadskaarten wijzen de weg. De illustraties zijn afkomstig uit de collecties van grote instellingen zoals het Koninklijk Instituut voor de Tropen en uit verzamelingen van particulieren. Doordat oude en recente foto's zijn opgenomen, valt het historische straatbeeld te vergelijken met het huidige. Dan blijkt vooral hoe lélijk het moderne Indonesië is, vol beton en neon.

Semarang ligt aan de noordkust van Midden-Java en is een handelshaven. In de VOC-tijd vertrok uit die stad elk jaar een afgezant naar de sultan van Soerakarta. De plaats was destijds de toegangspoort tot de Vorstenlanden, de weinig bekende binnenlanden van Java die onder feodaal bestuur stonden. De producten die daar vandaan kwamen, werden in Semarang opgeslagen en verscheept. Maar pas nadat de VOC failliet was gegaan en nadat het handelsmonopolie van de Nederlandse staat in Indië in 1870 was afgeschaft, kwam de stad tot bloei. Vooral 'in de suiker' viel goud te verdienen.

Regelmatig treden in het boek illustere personen op. H.F. Tillema bijvoorbeeld is bekend door zijn foto's die de erbarmelijke leefomstandigheden in inlandse volkswijken verbeeldden. Ze contrasteren scherp met de gemoedelijke sepiakleurige kiekjes van Tempo Doeloe. Mede door de inspanningen van Tillema verrezen begin jaren twintig in Semarang een paar 'gemeentekampongs', buurten met sociale woningbouw voor inlanders. De architect Berlage prees ze als “nieuwe volkswijken (...) met de beste in het moederland te vergelijken”. Een foto van kampong Kintalan toont inderdaad een keurige Hollandse rijtjeshuizenstraat onder tropisch geboomte. Tijdens de Japanse bezetting werden er Nederlanders in geïnterneerd. De koloniale architectuur werd na de soevereiniteitsoverdracht verwaarloosd, maar inmiddels begint Semarang haar bouwkundige erfenis opnieuw te waarderen. De gemeente maakt plannen om de oude Nederlandse binnenstad te beschermen en te restaureren, in de hoop er veel toeristen mee te trekken.

Bandung (vroeger Bandoeng) ligt midden in het bergachtige Javaanse plantagegebied, minder dan tweehonderd kilometer verwijderd van Jakarta. Er wordt vooral koffie en thee verbouwd. Veel cultures stammen uit de VOC-tijd. Bandoeng. Beeld van een stad geeft een ontluisterende indruk van de uitbuiting op de plantages. Rond 1785 kreeg ieder Javaans gezinshoofd bijvoorbeeld de verplichting opgelegd tweehonderd koffiestruiken aan te planten. Al eerder was hem de verzorging van vierhonderd andere planten opgedragen. Eén gezin moest dus zeshonderd koffiestruiken onderhouden. Dat liet niet veel tijd voor het verbouwen van rijst en andere voedselgewassen; op Java heersten daarom regelmatig hongersnoden.

Toen het handelsmonopolie van de Nederlandse staat in Indië verviel, kwamen veel particuliere planters naar het vruchtbare gebied rond Bandoeng. Ook Hella Haasses Heren van de thee zochten er hun fortuin. De door haar geromantiseerde plantersfamilies Kerkhoven, Holle en Van der Hucht brachten in het plantagestelsel verbeteringen aan. Voor het inlandse personeel lieten zij op hun ondernemingen scholen en moskeeën bouwen en ook de verpleeginrichting voor lepralijders 'Pro Leproos' stond onder hun hoede. Maar in het Preanger hoogland werden niet alleen koffie en thee verbouwd. Zuidafrikaner boeren, uitgeweken voor de Boerenoorlog, voorzagen de inwoners van Bandoeng van verse Europese groenten en koemelk.

Bandoeng stond bekend als de meest Europese stad van Indië, als een prettige wóónplaats. Dat werd bevorderd door het koele, gezonde klimaat. In een brochure werft de gemeente potentiële inwoners met de slogan 'Wilt u uw leven verlengen? Vestigt u in Bandoeng. De Indische jaren tellen hier niet dubbel!' De mondaine sfeer komt in het boek goed tot zijn recht. Niet voor niets werd Bandoeng 'het Parijs van Indië' genoemd. Eén van de prenten toont de patissier en glacier Maison Bogerijen, het 88-koppige personeel ervoor verzameld.

De gemeente beijverde zich de nieuwe hoofdstad van Indië te worden, door haar geïsoleerde ligging op de hoogvlakte bood zij tevens strategische militaire voordelen. In 1918 werd besloten de regeringszetel van Batavia naar Bandoeng te verplaatsen, maar pas in 1942 gebeurde dat, vlak voor de capitulatie voor Japan. Toen was het te laat. Het KNIL kon de Japanse invasie onmogelijk weerstaan. Tijdens de onafhankelijkheidsstrijd was Bandoeng grotendeels in handen van het Indonesische leger. Alleen Bandoeng-Noord vormde daarop een uitzondering, als beschermde enclave voor Nederlandse inwoners. Voornamelijk in dit deel van de stad is nog iets te herkennen van de koloniale architectuur.

De andere stadsdelen werden grotendeels door brand verwoest, toen het Indonesische leger zich onder dwang van een ultimatum moest terugtrekken.

De boeken over Bandung en Semarang verschaffen een historische rondtocht. Het zijn bijzondere naslagwerken die het beeld aanvullen dat in de literatuur en in geschiedwerken wordt geschetst.

In Djokja begon voor Indonesie de victorie

Joop van den Berg − 23/01/99, 00:00

Over geen enkele Indonesische stad - met uitzondering van de hoofdstad Jakarta - is zoveel geschreven als over Djokja, de vorstenstad in Midden-Java. Wordt Jakarta/Batavia vooral geportretteerd als handelsstad en zetel van de regering, voor Djokja was het belangrijkste aspect altijd de aanwezigheid van maar liefst twee sultanaten, en dus het aristocratische karakter van de stad.

Samen met tweelingstad Solo vormt het de hoeder van het Javaanse culturele en mystieke erfgoed. Door deze culturele uitstraling heeft de stad altijd een wat chique karakter gehad en was zij tevens de stad waar de westerse cultuur en vooruitgang het vaak aflegden tegen de Javaanse hofcultuur.

Zelfs de Indo-Europese samenleving in Djokja en Solo had veel grand-seigneurale trekjes, omdat het land rond de twee steden vaak werd verhuurd aan (Indo-)Europese ondernemers, die zich van vader op zoon steeds 'vorstelijker' gingen gedragen.

Asia Maior besluit haar tiendelige Indische stedenreeks met een historisch fotoboek over Djokja en Solo, nadat deze uitgeverij al een grote naam had verworven door de wijze waarop zij andere Indische steden zoals Soerabaja, Malang, Bandoeng en Medan voor het voetlicht had gebracht, met als grootste verdienste dat iedere zweem van nostalgie buiten is gehouden. Het streven is vooral in woord en beeld recht te doen aan de geschiedenis. Dat betekende vooral: afzien van een Europa-centrische visie en de koloniale periode niet belangrijker vinden dan bijvoorbeeld de boeddhistische of hindoeïstische tijdperken, en met name de Indonesische vrijheidsstrijd in een juist historisch kader plaatsen.

Wie weet dat Djokja tijdens het gewapend conflict met Nederland het centrum van het republikeinse verzet was, en de sultan van Djokja een drijvende kracht in het geheel, zal geneigd zijn dit laatste deel van de reeks een beetje te beschouwen als de kroon op het hele werk. Welnu, dat is het ook geworden!

De auteurs Van Bruggen en Wassink laten in kort bestek, maar in heldere taal, de hele historie de revue passeren, gebruikmakend van uniek fotomateriaal. En dat alles consequent doorgetrokken naar het heden, want de jongste geschiedenis wordt afgesloten met zeer actuele foto's van de brandstichtingen tijdens de reformasi-opstand in mei van afgelopen jaar.

Wat ook pleit voor de auteurs is de ruimte die zij geven aan het Indo-Europese element in de samenleving in de hoofdstukken 'Republikeinse kampen' en 'Indo-Europese organisaties in de Republiek'. Deze belangrijke bevolkingsgroep moest het in de eerdere stedenboeken met veel minder ruimte doen, maar het kan ook zijn dat in Djokja en Solo hun stem meer volume kreeg dan elders in Indonesië.

De prijs van het boek is op het eerste gezicht hoog: 79,50, maar voor een bundeling van zoveel informatie en uniek fotomateriaal is het eigenlijk een schijntje. Al met al is het een soort eerbetoon geworden aan de stad waar op 19 december 1948 door de bezetting door Nederlandse troepen voor Indonesië de victorie begon en Nederland voor het oog van de wereld moest erkennen dat de loop van de historie zich niet met militaire middelen laat afdwingen. Dat het hierbij nou juist ging om de stad Djokja is voor de meeste Indonesiërs niet zo verwonderlijk.

Het was er goed toeven - voor de blanke heersers
JOOP VAN DEN BERG − 20/12/96, 00:00
RECENSIE A. van Schaik: Malang, Beeld van een stad. Asia Maior, Purmerend; 160 blz. .

Het laatste zou het motto kunnen zijn voor 'Malang, Beeld van een stad' van A. van Schaik, uitgegeven in de Indische stedenreeks van Asia Maior. Eraan vooraf gingen monumentale fotoboeken over Batavia, Soerabaya, Semarang en Bandoeng, die gelukkig niets van doen hebben met nostalgie.

Ook aan inhoud en uitvoering van 'Malang' is veel zorg besteed. Het bevat veel onbekend werk van de Chinese fotograaf Ong Kian Bie, die zijn negatieven vanaf de jaren twintig door oorlog en revolutie heen heeft kunnen redden.

Malang was vóór de oorlog een gerieflijke bergstad met een zeer Nederlands karakter: straten met Gooise villaatjes. Het was er goed toeven, als je deel uitmaakte van de heersende klasse.

Aan dát aspect besteedt het boek niet zoveel aandacht, want de Nederlands-Indonesische geschiedenis had voor Malang belangrijker zaken in petto. Het was tijdens de revolutie de grootste garnizoensstad van de jonge republiek Indonesië, en na Djokja het tweede bestuurscentrum.

Dat bleek vooral bij de tweede 'politionele' actie, toen Nederlandse mariniers, in Amerika opgeleid, op zware tegenstand stuitten. Toen de Nederlandse overmacht te groot bleek, werd in Malang de 'verschroeide-aarde-tactiek' toegepast en gingen enkele honderden gebouwen in vlammen op. Daarna trok het Nederlandse leger een stad binnen. Allemaal bijzondere aspecten die ruim aandacht krijgen in het boek.

Malang is nu dé onderwijsstad in Indonesië; er zijn 37 instellingen voor hoger onderwijs gevestigd. Weinig herinnert nog aan de garnizoensstad van weleer, al staat de stad vol met oorlogsmonumenten gewijd aan de strijd tegen de Nederlanders. Maar men vindt er ook, en dat is symbolisch, een imposant gedenkteken ter ere van Chairil Anwar, de revolutionaire dichter en taalvernieuwer (1922-1949).

Foto
J.R. van Diessen en R.P.G.A. Voskuil: Boven Indië. Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea in luchtfoto's, 1921-1963, 159 blz., Uitg. Asia Maior 

9 april 1994

Deze foto van Villa Isola in Bandung, op de weg naar Lembang, staat in het onweerstaanbaar prachtige fotoboek Boven Indië. Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea in luchtfoto's, 1921-1963. Uit de hoogte gezien toont de voormalige kolonie onverwachte perspectieven en patronen. De talrijke foto's zijn als mozaïeken die aandachtige bestudering vereisen, waarna ze hun bijzondere schoonheid prijsgeven. Villa Isola uit 1933 behoorde toe aan de krantenmiljonair Berretty van het persbureau Aneta; het is gebouwd in de nieuw-zakelijke stijl die toen veelvuldig voorkwam in de Archipel. In Boven Indië vinden we opnamen in vogelperspectief van alle stadjes, steden en havenplaatsen van Sumatra, Java, Borneo, de Molukken en Nieuw-Guinea. De samenstellers wijden aan elke opname een uitvoerige beschrijving. Straten, rivieren, pleinen, karakteristieke gebouwen als postkantoren, moskeeën en sociëteiten krijgen naam en toenaam.

Aan de foto's gaat een inleiding vooraf over de luchtfotografie, die oorspronkelijk een militair doel diende. Veel opnamen stammen dan ook uit het archief van de Koninklijke Nederlandsch-Indische Luchtvaartmaatschappij (KNILM). Wat nu overblijft is de esthetiek van deze zwart-wit foto's, die alle van een onvoorstelbare scherpte zijn. In de toch al indrukwekkende reeks fotoboeken over het voormalige Nederlands-Indië verdient dit boek een ereplaats. Wie ooit door de straten van Medan, Jakarta of Ambon liep, kan zijn route van toen weer terugvinden. Alsof er niets is veranderd.


Titel: Grote atlas van de Verenigde Oost-Indische Compagnie = Comprehensive atlas of the Dutch United East India Company
Organisatie: Vereenigde Oost-Indische Compagnie
Jaar: 2006-...
Uitgever: Voorburg [etc.] : Asia Maior/Atlas Maior [etc.]
Annotatie: Uitg. in samenw. met Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig
Genootschap ... [et al.]
Omvang: 7 dl. : ill. ; 58 cm
Trefwoord Depot: atlassen
Trefwoord GOO: Vereenigde Oost-Indische Compagnie; 6 Afrika, 5 AzieÌ^;
Kaarten (vorm)
Basisclassificatie: 74.21 geografie van AzieÌ^ 74.23 geografie van Afrika


Titel: Atlas Isaak de Graaf/Atlas Amsterdam / [tekst/text:] GuÌ^nter Schilder ... [et al. ; samenst. en onderzoek/design and research: G. Schilder ... et al. ; vert. Nederlands-Engels/Dutch-English transl.: R.L.
Robson-McKillop ... et al. ; eindred./ed.-in-chief: J.R.
van Diessen ... et al.]
Atlas Amsterdam
Auteur: Isaak de Graaf (1668-1743)
Medewerker: GuÌ^nter Schilder (1942-); Rosemary Robson-MacKillop
(1941-); J.R. van Diessen (1951-)
Jaar: 2006
Editie: 1e ed
Uitgever: Voorburg [etc.] : Asia Maior/Atlas Maior [etc.]
Reeks: Grote atlas van de Verenigde Oost-Indische Compagnie ; I
Annotatie: Uitg. in samenw. met Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig
Genootschap ... [et al.]
Opl. van 1000 genummerde ex
Met index, lit. opg
Omvang: 420 p. : ill. ; 58 cm
ISBN: 90-74861-26-1 geb. (in cassette)


Titel: Grote atlas van Nederland 1930-1950 = Comprehensive atlas
of the Netherlands 1930-1950 / [tekst:] B.C. de Pater, B.
Schoenmaker ; [samenst. en onderzoek:] R.C.M. Braam ...
[et al.] ; begeleidingscommissie Koninklijk Nederlands
Aardrijkskundig Genootschap/Royal Dutch Geographical
Society Advisory Committee: P. van den Brink ... [et al.
; eindred.: J.R. van Diessen]
Comprehensive atlas of the Netherlands 1930-1950
Medewerker: Bernard Cornelis de Pater (1955-); Ben Schoenmaker
(1961-); R.C.M. Braam; J.R. van Diessen (1951-)
Organisatie: Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap
Jaar: cop. 2005
Editie: 1e ed
Uitgever: Zierikzee : Asia Maior/Atlas Maior
Utrecht : KNAG
's-Gravenhage : Nederlands Instituut voor Militaire
Historie
Annotatie: Met reg
Omvang: 584 p. : ill., krt. ; 51 cm
ISBN: 90-74861-25-3 geb. (in foedraal)

Titel: Soerabaja 1900-1950 : havens, marine, stadsbeeld = port, navy, townscape
[tekst] Asia Maior ; [samenst. en
onderzoek: J.R. van Diessen]
Medewerker: J.R. van Diessen (1951-)
Organisatie: Uitgeverij Asia Maior, Zierikzee
Jaar: cop. 2004
Uitgever: Zierikzee : Asia Maior
Reeks: Indische steden-reeks
Omvang: 192 p. : ill., krt., plgr. ; 33 cm
ISBN: 90-74861-23-7 geb.


Titel: Grote atlas van Nederlands Oost-IndieÌ^ = Comprehensive
atlas of the Netherlands East Indies / J.R. van Diessen
... [et al.] ; begeleidingscommissie Koninklijk Nederlands
Aardrijkskundig Genootschap/Royal Dutch Geographical
Society Advisory Committee: P. van den Brink, F.J.
Ormeling, J.W.H. Werner ; [vert. Nederlands-Engels: W.
Bek ... et al. ; krt.: Universiteit Utrecht, Faculteit
Geowetenschappen ... et al. ; eindred.: J.R. van Diessen]
Comprehensive atlas of the Netherlands East Indies
Medewerker: J.R. van Diessen (1951-); Paulus Petrus Wilhelmus
Johannes van den Brink (1956-); Willem Bek (1960-)
Organisatie: Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap
Jaar: 2004
Editie: 2e, uitgebr. ed
Uitgever: Zierikzee : Asia Maior
Utrecht : KNAG
Annotatie: 1e ed.: 2003
Met reg
Omvang: 480 p. : ill., krt. ; 49 cm
ISBN: 90-74861-22-9 in foedraal


Titel: De eeuw van de 'Nederland' : geschiedenis en vloot van de
Stoomvaart Maatschappij 'Nederland' : 1870-1970 / A.J.J.
Mulder ; [met bijdragen van:] H.J. Legemaate, J.G. Nierop,
D. Pilkes ; [eindred.: J.R. van Diessen]
Auteur: A.J.J. Mulder
Medewerker: Henk J. Legemaate; J.R. van Diessen (1951-)
Jaar: cop. 2003
Uitgever: Zierikzee : Asia Maior
Annotatie: Met lit. opg., reg
Omvang: 192 p. : ill., krt., plgr. ; 33 cm
ISBN: 90-74861-21-0 geb.


Titel: Grote atlas van Nederlands Oost-IndieÌ^ = Comprehensive
atlas of the Netherlands East Indies / J.R. van Diessen
... [et al.] ; begeleidingscommissie Koninklijk Nederlands
Aardrijkskundig Genootschap/Royal Dutch Geographical
Society Advisory Committee: P. van den Brink, F.J.
Ormeling, J.W.H. Werner ; [vert. Nederlands-Engels: W.
Bek ; krt.: Universiteit Utrecht, Faculteit
Geowetenschappen ... et al. ; eindred.: J.R. van Diessen]
Comprehensive atlas of the Netherlands East Indies
Medewerker: J.R. van Diessen (1951-); Paulus Petrus Wilhelmus
Johannes van den Brink (1956-); Willem Bek (1960-)
Organisatie: Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap
Jaar: cop. 2003
Uitgever: Zierikzee : Asia Maior
Utrecht : KNAG
Annotatie: Met reg
Omvang: 456 p. : ill., krt. ; 49 cm
ISBN: 90-74861-20-2 in foedraal


Titel: GeiÌ^llustreerde atlas van de Japanse kampen in
Nederlands-IndieÌ^, 1942-1945 / J. van Dulm ... [et al. ;
eindred.: J.R. van Diessen]
Deel: Dl. II (Supplement) / met een afzonderlijk hoofdstuk over
de internering van krijgsgevangenen en burgers op Borneo
door E. Braches
Medewerker: J. van Dulm (1934-); J.R. van Diessen (1951-); Ernst
Braches (1930-)
Jaar: cop. 2002
Uitgever: Zierikzee : Asia Maior
Annotatie: Met lit. opg
Omvang: 192 p. : ill., krt., plgr. ; 35 cm
ISBN: 90-74861-19-9 geb.


Titel: Hr.Ms. Kruisers 'Java' en 'Sumatra' / J. Anten ; met
medew. van H. Klom ... [et al. ; vert. samenvatting in
het Engels: M.J.L. van Yperen ; eindred.: J.R. van
Diessen ; technische tek.: D. Pilkes ; fotogr.: Ton
Aartsen Fotografie]
Auteur: J. Anten
Medewerker: H. Klom; Maria J.L. van Yperen; J.R. van Diessen (1951-)
Jaar: cop. 2001
Uitgever: Zierikzee : Asia Maior
Annotatie: Met lit. opg. - Met samenvatting in het Engels
Omvang: 192 p. : ill., tek. ; 33 cm
ISBN: 90-74861-18-0 geb.


Titel: GeiÌ^llustreerde atlas van de Japanse kampen in
Nederlands-IndieÌ^, 1942-1945 / J. van Dulm ... [et al. ;
eindred.: J.R. van Diessen]
Medewerker: J. van Dulm (1934-); J.R. van Diessen (1951-)
Jaar: 2000-2002
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Annotatie: Plaats van uitg. dl. 2: Zierikzee
Omvang: 2 dl. ; 35 cm
Titel: Hr. Ms. Kruiser 'De Ruyter' 1933-1942 / H.J. Legemaate,
A.J.J. Mulder, M.G.J. van Zeeland ; met bijdragen van de
oud-opvarenden W. Boreel ... [et al. ; eindred.: J.R. van
Diessen ; moderne fotogr.: T. Aartsen ... et al.]
Auteur: Henk J. Legemaate; A.J.J. Mulder; M.G.J. van Zeeland
Medewerker: W. Boreel; J.R. van Diessen (1951-)
Jaar: cop. 1999
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Annotatie: Met lit. opg
Omvang: 160 p. : ill. ; 33 cm
ISBN: 90-74861-15-6 geb.


Titel: Hr.Ms. Kruiser 'De Ruyter' 1933-1942 / H.J. Legemaate, A.J.J. Mulder, M.G.J. van Zeeland ; met bijdragen van de oud-opvarenden W. Boreel ... [et al. ; eindred.: J.R. van Diessen ; moderne fotogr.: T. Aartsen ... et al.]
Auteur: Henk J. Legemaate; A.J.J. Mulder; M.G.J. van Zeeland
Medewerker: W. Boreel; J.R. van Diessen (1951-)
Jaar: cop. 1999
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Annotatie: Met lit. opg
Omvang: 160 p
Illustratie: ill
Formaat: 33 cm
ISBN: 90-74861-15-6 (geb.)


Titel: Djokja en Solo : beeld van de Vorstensteden / M.P. van
Bruggen, R.S. Wassing ; met bijdragen van B.B. Hering,
C.A. Heshusius, R.P.G.A. Voskuil ; [eindred.: J.R. van
Diessen ; fotogr.: T. Aartsen ... et al.]
Auteur: M.P. van Bruggen (1970-); Rene� Sylvester Wassing (1927-)
Medewerker: Bob Berthy Hering (1927-); J.R. van Diessen (1951-)
Jaar: cop. 1998
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Reeks: Indische steden-reeks
Annotatie: Met lit. opg
Omvang: 176 p. : ill. ; 30 cm
ISBN: 90-74861-13-X geb.
Trefwoord Depot: Yogyakarta; Surakarta



Titel: Stedenatlas Nederlands-IndieÌ^ / J.R. van Diessen,
R.P.G.A. Voskuil ; [eindred.: J.R. van Diessen]
Auteur: J.R. van Diessen (1951-); Robert Paul George Alexander
Voskuil (1946-)
Jaar: cop. 1998
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Annotatie: Met lit. opg., reg
Omvang: 160 p. : krt., plgr. ; 35 cm
ISBN: 90-74861-12-1 geb.


Titel: Medan : beeld van een stad / M.A. Loderichs ; met
bijdragen van D.A. Buiskool ... [et al. ; eindred.: J.R.
van Diessen ; moderne fotogr.: J.R. van Diessen ;
cartogr. Grafisch Atelier Stenchlak]
Auteur: M.A. Loderichs (1963-)
Medewerker: Dirk A. Buiskool (1957-); J.R. van Diessen (1951-)
Jaar: cop. 1997
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Reeks: Indische steden-reeks
Annotatie: Met lit. opg
Omvang: 160 p. : foto's, krt. ; 30 cm
ISBN: 90-74861-10-5 geb.



Titel: Batavia/Djakarta/Jakarta : beeld van een metamorfose /
M.E. de Vletter, R.P.G.A. Voskuil, J.R. van Diessen ; met
bijdragen van J. van Dulm ... [et al. ; fotogr.: J.R. van
Diessen ... et al. ; eindred.: J.R. van Diessen]
Batavia, Djakarta, Jakarta
Auteur: M.E. de Vletter (1972-); Robert Paul George Alexander
Voskuil (1946-); J.R. van Diessen (1951-)
Medewerker: J. van Dulm (1934-)
Jaar: cop. 1997
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Reeks: Indische steden-reeks ; 1
Annotatie: Lit.opg.: p. 113
Omvang: 176 p. : ill., krt. ; 30 cm
ISBN: 90-74861-09-1 geb.



Titel: Malang : beeld van een stad / A. van Schaik ; [red.
adviezen: D.A.J. Boerhave-Fransen van de Putte ... et al.
; fotogr.: H. van Rotterdam ... et al. ; eindred.: J.R.
van Diessen]
Auteur: Arthur van Schaik (1945-)
Medewerker: J.R. van Diessen (1951-)
Jaar: cop. 1996
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Reeks: Indische steden-reeks ; 5
Annotatie: Lit.opg.: p. 158. - Met straatnamenlijst en legenda
Omvang: 160 p. : ill. ; 30 cm
ISBN: 90-74861-07-5 geb.



Titel: Indisch verleden : lustrum-herdenkingsboek 1995 Stichting
Herdenking 15 augustus 1945 / L.C.Hoestland ... [et al. ;
tekst: projectgroep 4 (Lustrum-herdenkingsboek) Stichting
Herdenking 15 augustus 1945 ; cartografie: Grafisch
Atelier Stenchlak ; eindred.: J.R. van Diessen]
Medewerker: L.C. Hoestlandt; J.R. van Diessen (1951-)
Organisatie: Stichting Herdenking 15 Augustus 1945, Den Haag.
Projectgroep 4 (Lustrum-herdenkingsboek)
Jaar: cop. 1996
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Annotatie: Met naamlijst vermisten
Met lit. pg
Omvang: 175 p. : ill. ; 30 cm
ISBN: 90-74861-06-7


Titel: Indische steden-reeks
Jaar: 1996-...
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Annotatie: Vanaf 2004 plaats van uitg.: Zierikzee
Omvang: 30 cm


Titel: Bandoeng : beeld van een stad / R.P.G.A. Voskuil ; met
bijdragen van: C.A. Heshusius ... [et al. ; fotogr.: J.R.
van Diessen ... et al. ; cartogr.: M.A.C. van Dam ... et
al. ; eindred.: J.R. van Diessen]
Auteur: Robert Paul George Alexander Voskuil (1946-)
Medewerker: Carel Albert Heshusius (1916-); J.R. van Diessen (1951-)
Jaar: cop. 1996
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Reeks: Indische steden-reeks ; 4
Annotatie: Met lit. opg
Omvang: 176 p. : foto's, krt. ; 30 cm
ISBN: 90-74861-05-9 geb.



Titel: Semarang : beeld van een stad / [tekst:] B. Brommer ...
[et al. ; red. en vert.: S. Setiadi ; fotogr.: J.R. van
Diessen ... et al. ; eindred.: J.R. van Diessen]
Medewerker: Bea Brommer (1946-); S. Setiadi (1931-)
Jaar: cop. 1995
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Reeks: Indische steden-reeks
Annotatie: Met lit. opg
Omvang: 160 p. : ill., plgr. ; 30 cm
ISBN: 90-74861-04-0 geb.



Titel: Soerabaja : beeld van een stad / Red.: Andre� C.
Broeshart ... [et al.]
Medewerker: A.C. Broeshart
Jaar: cop. 1994
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Annotatie: Met lit. opg. en reg
Omvang: 160 p. : ill., krt., plgr. ; 30 cm
ISBN: 90-74861-03-2 geb.


Titel: Boven IndieÌ^ : Nederlands-IndieÌ^ en Nieuw-Guinea in
luchtfoto's, 1921-1963 / J.R. van Diessen, R.P.G.A.
Voskuil ; [eindred.: G.H. Dekker ; beeldred.: J.R. van
Diessen ... et al.]
Auteur: J.R. van Diessen (1951-); Robert Paul George Alexander
Voskuil (1946-)
Medewerker: G.H. Dekker
Jaar: cop. 1993
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Annotatie: Met lit. opg
Omvang: 159 p. : foto's, krt. ; 30 cm
ISBN: 90-74861-01-6 geb.


Titel: Batavia : beeld van een stad / R.P.G.A. Voskuil ;
[eindred.: J.R. van Diessen]
Auteur: Robert Paul George Alexander Voskuil (1946-)
Medewerker: J.R. van Diessen (1951-)
Jaar: 1993
Editie: 2e herz. uitg
Uitgever: Purmerend : Asia Maior
Annotatie: Oorspr. uitg.: Houten : Fibula, 1989
Met lit. opg
Omvang: 160 p. : foto's, plgr. ; 30 cm
ISBN: 90-74861-02-4 geb.