woensdag 30 juli 2014

The Empty Spaces Left Behind by flight 17 Malaysia Airlines Crash Ilvy Njiokiktjien Photography


The Empty Spaces Left Behind by Malaysia Airlines Crash


Across the Netherlands, a small country of 16 million, there are empty houses, empty offices and empty seats belonging to the 194 Dutch nationals who died after Malaysia Airlines flight 17 was shot out of the sky over the eastern Ukraine, last week Thursday.
Relatives, friends, neighbors and co-workers are reminded of those who are no longer there, uncertain what to do with the places left behind. Dutch photographer Ilvy Njiokiktjien documented the lives lost.
Sascha Meijer’s sun bed
Each summer, Sascha Meijer, 24, a journalism graduate, would return home to her family’s house in Amersfoort. During high school she and a group of friends would sunbathe, sing and try to do their homework on the terrace.  “After a sleepover we would even have breakfast up there,” said a friend, Tessa Schop, 24.
“She was sharp, a really good journalist,” said a friend, Fleur Launspach. “I’m confident she would have made great documentaries in the future.”
Credit: Ilvy Njiokiktjien for The New York Times

De leegte die achterblijft 

De Nederlandse fotografe Ilvy Njiokiktjien maakte de fotoserie The Empty Spaces Left Behind by Malaysia Airlines Crash. De serie is eerder gepubliceerd door The New York Times.
Door Peter van der Ploeg WOENSDAG 30 JULI 2014

Ilvy Njiokiktjien zat in de auto op de dag dat in Nieuwegein de bijeenkomst voor nabestaanden was. „Op Radio 1 zeiden ze dat de nabestaanden veel vragen stelden over praktische zaken: wat doen we met de verzekeringen, de telefoon, de bankpasjes en al die kamers met spullen? Jeetje, dacht ik. Ze moeten met die praktische dingen aan de slag, met al die leegheid die achterblijft. Ik wilde dat proberen vast te leggen.
„Tegelijk kreeg ik van The New York Times de opdracht een nabestaande te portretteren. In de zoektocht naar iemand heb ik zo veel families gesproken. Het viel me zwaar ze ook nog te vragen om op de foto te gaan. Uiteindelijk besloot ik het daarom zonder mensen op de foto te doen.”
Was je zelf bang dat het té gevoelig zou liggen?
„Ja ik twijfelde enorm. Ik wilde het twintig minuten voor de deadline nog afblazen. Ik had wel eerst in mijn omgeving een steekproef gedaan en aan tien mensen de foto’s laten zien. De ene helft vond het heel mooi en de andere helft niet. Ik heb het doorgezet om twee redenen. Eén: de families stonden erachter, dat is het belangrijkste. En twee: ik vind het zelf een subtielere manier dan gewoon de nabestaanden in beeld brengen. Subtiel bestaat natuurlijk bijna niet in deze context, maar ik heb in elk geval geprobeerd het zo integer mogelijk te doen.”
Wilden alle nabestaanden die je benaderde meewerken?
„Eén familie die ik benaderd heb niet. Verder zei niemand nee.
„Ik heb ook bij niemand aangedrongen. Ik heb nooit gezegd: je moet dit echt doen, het wordt heel mooi. Nee, ik heb gezegd dat het negatief kan uitpakken en dat mensen het vreselijk kunnen vinden. Iedereen begreep dat, maar wilde toch meewerken.
„Gisteren heb ik iedereen nog gesproken en allemaal zeiden ze dat ze heel veel positieve reacties hadden gekregen. Daar ben ik enorm blij om.”
Wat waren de redenen voor vrienden en familie om mee te werken?
„Dat was heel verschillend. De familie van het gezin Kooijmans bijvoorbeeld, die wilden graag laten zien hoe liefdevol het gezin was. Dat je dat kon zien aan het huis, en hoe erg het is dat zo’n heel gezin is weggeslagen uit het bestaan terwijl dat bestaan zo perfect was.
„Er zijn ook mensen die in kranten stukjes lazen die helemaal niet klopten. Ze waren soms helemaal niet gebeld, maar de stukjes waren bij elkaar gescharreld via Facebook enzo. Die zeiden: ‘Ik ben blij dat je belt, we hebben veel gelezen waar niets van klopte’.
„Ik merkte ook dat niemand negatief reageerde dat ik zomaar uit het niets belde. Terwijl ik dat met lood in de schoenen en met tegenzin deed.”
Wie is Ilvy Njiokiktjien?
Fotograaf Ilvy Njiokiktjien is geboren in 1984, in Maarssen als dochter van een half-Chinese vader en een Nederlandse moeder. Ze begint aan de School voor Journalistiek in Utrecht en gaat in 2004 een half jaar op uitwisseling naar Zuid-Afrika. Daar werkte ze voor dagblad The Star in Zuid-Afrika. In 2007 wint Njiokiktjien de Canonprijs (onderdeel van de Zilveren Camera) voor jong fotografisch talent.
In 2012 wint ze bij de World Press Photo de tweede prijs in de categorie ‘Hedendaagse Kwesties Enkel’ met haar fotoserie Afrikaner Blood.
In 2013 wordt Njiokiktjien aangesteld als Fotograaf des Vaderlands. Ze is de eerste die deze titel draagt. Tijdens het jaar van haar aanstelling, fotografeert ze verjaardagen overal in Nederland. Deze serie wordt gepubliceerd in NRC Handelsblad.
In 2014 wint Njiokiktjien de Zilveren Camera.

Uit NRC Handelsblad van woensdag 30 juli 2014, 631 woorden (leestijd ongeveer 2'31) Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.


De leegte die achterblijft

 De slaapkamer van Mira Kooijmans (12). Ilvy Njiokiktjien / NYT
De Nederlandse fotograaf Ilvy Njiokiktjien maakte de fotoserie The Empty Spaces Left Behind by Malaysia Airlines Crash. De serie is eerder gepubliceerd door The New York Times.

Hoe ben je met dit project begonnen?
Ilvy Njiokiktjien: “Op de dag dat de bijeenkomst voor nabestaanden was in Nieuwegein, zat ik in de auto. Op Radio 1 zeiden ze dat de nabestaanden veel vragen stelden over praktische zaken: wat doen we met de verzekeringen, de telefoon, de bankpasjes en al die kamers met spullen? Jeetje, dacht ik. Ze moeten met die praktische dingen aan de slag, met al die leegheid die achterblijft. Ik wilde dat proberen vast te leggen.

“Tegelijk kreeg ik van The New York Times de opdracht een nabestaande te portretteren. In de zoektocht naar iemand heb ik zo veel families gesproken. Het viel me zwaar ze ook nog te vragen om op de foto te gaan. Uiteindelijk besloot ik het daarom zonder mensen op de foto te doen.”

 Was je zelf bang dat het té gevoelig zou liggen?
“Ja ik twijfelde enorm. Ik wilde het twintig minuten voor de deadline nog afblazen. Ik had wel eerst in mijn eigen omgeving een steekproef gedaan en aan tien mensen de foto’s laten zien. De ene helft vond het heel mooi en de andere helft niet.

“Ik heb het doorgezet om twee redenen. Eén: de families stonden erachter, dat is het belangrijkste. En twee: ik vind het zelf een subtielere manier dan gewoon de nabestaanden in beeld brengen. Subtiel bestaat natuurlijk bijna niet in deze context, maar ik heb in elk geval geprobeerd het zo integer mogelijk te doen.”

Wilden alle nabestaanden die je benaderde meewerken? 
“Eén familie die ik benaderd heb niet. Verder zei niemand nee.
“Ik heb ook bij niemand aangedrongen. Ik heb nooit gezegd: je moet dit echt doen, het wordt heel mooi. Nee, ik heb gezegd dat het negatief kan uitpakken en dat mensen het vreselijk kunnen vinden. Iedereen begreep dat, maar wilde toch meewerken.

“Gisteren heb ik iedereen nog gesproken en allemaal zeiden ze dat ze heel veel positieve reacties hadden gekregen. Daar ben ik enorm blij om.”

 Wat waren de redenen dat ze meewerkten?
“Dat was heel verschillend. De familie van het gezin Kooijmans bijvoorbeeld, die wilden graag laten zien hoe liefdevol het gezin was. Dat je dat kon zien aan het huis, en hoe erg het is dat zo’n heel gezin is weggeslagen uit het bestaan terwijl dat bestaan zo perfect was. “Er zijn ook mensen die in kranten stukjes lazen die helemaal niet klopten. Ze waren soms helemaal niet gebeld, maar de stukjes waren bij elkaar gescharreld via Facebook enzo. Die zeiden: ‘Ik ben blij dat je belt, we hebben veel gelezen waar niets van klopte’.
“Ik merkte ook dat niemand negatief reageerde dat ik zomaar uit het niets belde. Terwijl ik dat met lood in de schoenen en met tegenzin deed.”

Interview door Peter van der Ploeg

Zonnebed bij het ouderlijk huis van Sascha Meijer (24)
3007WEBAPPstilSACHA
Ilvy Njiokiktjien / NYT
Sascha Meijer (24), freelance journalist uit Amsterdam, ging vaak terug naar Amersfoort om haar familie te zien. “Bij haar ouders vond ze rust”, zegt jeugdvriendin Tessa Schop. “Ze had een heel druk leven. Toch vond ze altijd tijd om af te spreken. Ze vond familie en vrienden belangrijk.” “Vroeger, toen we nog op de middelbare school zaten, waren we veel te vinden op de ligbedjes op het dakterras”, zegt Schop. “Ze had veel humor, je kon met haar lachen. Ze was een krachtig persoon, ze had overal een mening over. Een echte journalist.” Met haar vriend Tim Nieburg was Sascha op weg naar Indonesië voor een rondreis van een maand. Ze was bijna klaar met een master journalistiek en werkte als researcher aan een programma van de EO. Vrienden en familie hoopten dat ze in Indonesië zou ontspannen. Studiegenoot Fleur Launspach: “Ze was ontzettend gedreven en getalenteerd, op een eigenzinnige manier. Ze hield van de onderwerpen die je niet elke dag in de krant ziet. In de klas was ze meestal terughoudend, maar ze kon ook vlijmscherp en grappig uit de hoek komen. Ik weet zeker dat ze nog hele mooie documentaires had kunnen maken.”

Coffeeshop Andersom in Utrecht, waar Willem Grootscholten (53) werkte
3007WEBAPPstilWILLEM
Ilvy Njiokiktjien / NYT
Op Bali was portier Willem Grootscholten (53) zijn droomvrouw tegengekomen. Hij had zijn huis, zijn auto en zijn Harley Davidson verkocht en was naar zijn vrouw op weg om niet meer naar Nederland terug te komen. Voor vertrek nam hij ontslag, officieel is hij nog in dienst tot het einde van de maand. “Willem was een grote teddybeer, een man van 130 kilo. Eén bonk spier, maar een fijne kerel”, zegt zijn collega-portier Bob Ockhuizen die zeven jaar met hem werkte. „Er komen op een normale dag een paar duizend man naar deze coffeeshop. Nu komen er nog meer, en iedereen wil over Willem praten. Hele nette mensen, die hier normaal gesproken nooit binnen zouden komen stappen nu met bloemen binnen om ons te condoleren.”

De kleedkamer van voetbalclub FC Zutphen waar Rowen Bats (12) voetbalde
3007WEBAPPstilROWEN
Ilvy Njiokiktjien / NYT
Rowen Bats (12) was net klaar met groep acht, vertellen zijn vader Peter Bats en stiefmoeder Jessica. “Hij was op vakantie met zijn moeder en diens nieuwe vriend naar Bali. Wij wisten niet welke vlucht ze precies hadden, maar om kwart voor tien stond ons buurmeisje voor de deur met een filmpje op haar telefoon. In het filmpje hielden ze de paspoorten open van mijn ex en haar vriend. Een derde paspoort in de hand was waarschijnlijk van Rowen. “Voetbal was zijn passie. Rowen voetbalde in de D3, maar hij ging net over naar een ander team. Bij de laatste bekerfinale zaten de jongens in kleedkamer negen, en hij speelde ook met nummer 9. Hij heeft nog gescoord in die kampioenswedstrijd, het werd 6-1. “Hij was warm en sociaal, had geen kwaad in de zin en was erg geliefd op school. De laatste weken zat hij achterin de klas, dichtbij een grote landkaart. Hij had erg veel zin in de reis en keek op de kaart waar Bali lag. Hij was net klaar met groep 8 en op woensdag is hij, onder luid applaus van zijn klasgenootjes, over de rode loper de school uitgelopen. “We voelen ons verdoofd. We gaan binnenkort op vakantie, alsnog even uitwaaien. Ik denk dat het dan pas inslaat dat hij er niet bij is, want dan vertrekken we met één lege plek in de auto.”

Het bureau van Pim de Kuijer (32) bij het Aids Fonds in Amsterdam
3007WEBAPPstilPIM
Ilvy Njiokiktjien / NYT
Pim de Kuijer (32) was van jongs af aan bezig met de wereld, vertelt zijn broer Paul de Kuijer (29). Hij liep stage bij de VN in New York, hij was in Sierra Leone voor de VN. En hij zat voor de Europese Commissie in Kuala Lumpur (2009-2011). “Hij heeft toen ook vrienden gemaakt en er een paar jaar gewoond.” Ook werkte hij in het Europese Parlement en als verkiezingswaarnemer in Oekraïne, Montenegro, Tunesië en Egypte. Pim was ook een hele sociale jongen, vertelt zijn broer, die met allerlei mensen, van verschillende achtergronden een klik had. “Hij hield van feestjes, organiseerde er ook veel.” “Nu ging hij naar Australië voor werk, maar hij had het zo gepland dat hij daarna door Australië zou reizen, en vervolgens naar Kuala Lumpur om oude vrienden op te zoeken.” Bij het Aids Fonds en STOP AIDS NOW! was hij parlementair lobbyist voor de internationale aidsbestrijding. “Vrijdag ben ik op kantoor geweest, ik heb toen met een aantal collega’s gesproken. Ze hadden snoep voor hem neergelegd, dat waren dingen die hij vaak kocht. Chocolade en dropjes.
Zijn werk betekende veel voor hem, hij was er veel mee bezig. Maar zijn interesses waren breder. Hij had over veel dingen een idee, wilde aan veel werken, wilde veel verbeteren. Dit was wel een belangrijke missie voor hem.”

De keuken in het Rotterdamse restaurant van Jenny Loh en Shun Po Fan
3007WEBAPPstil
Ilvy Njiokiktjien / NYT
Jenny Loh en Shun Po Fan, eigenaren van restaurant Asian Glories in Rotterdam, waren op weg met grootmoeder Siew Po Tan, om haar naar huis te brengen in Maleisië. Zij was op vakantie geweest in Nederland, vertelt zoon en kleinzoon Kevin: “Mijn moeder is heel vrolijk en warm. Actief en gezellig. Haar Nederlands was niet zo goed, maar als ze iets wilde zeggen zei ze het gewoon. Dat kon haar niets schelen. En ze was heel lief, dat had ze van haar moeder.” “Mijn vader was een strenge, serieuze man. Voor anderen en voor zichzelf. Thuis banjerde hij door de kamer en wilde hij eigenlijk naar het restaurant gaan, maar mijn moeder hield hem tegen. Mijn vader was er altijd het eerste, eerder dan het personeel. Ik denk dat het de sleutel is voor een succesvolle keuken. Mijn ouders werkten hier zes dagen per week.” “Ik ben zelf vijf jaar geleden begonnen in de keuken van het restaurant. Deze plek betekent alles voor hen, dat is de reden dat ik graag door wil gaan en op 4 augustus gaan we weer open.”

Het bureau van Hanny Timmers-de Haan (58) in Basisschool de Boschuil
3007WEBAPPstilHANNY
Ilvy Njiokiktjien / NYT
Hanny Timmers-de Haan (58) en haar man Geert Timmers (61) waren lid van fietsclub TC Woensel. Ze gingen samen op fietsvakantie op Bali. Hanny was leerkracht van groep 6, haar man gaf les op Fontys Hogeschool. “Hanny was altijd als een van de eersten op school en ging als een van de laatsten weer weg”, vertelt adjunct-directeur John Kantelberg van Basisschool de Boschuil in Eindhoven, waar zij zeventien jaar werkte. “Ze was een enorme perfectionist. Tijdens een herdenking bij de school zeiden de kinderen dat ze zoveel van haar geleerd hadden en dat ze duidelijk en streng was. Je zag dat kinderen in haar klas meer zelfvertrouwen kregen. “Geert speelde jarenlang Sinterklaas bij ons op school. Hij hield haar een spiegel voor en gaf tegengas, want ze werkte vaak te hard. Geert en Hanny waren een twee-eenheid. Zij kon functioneren door hem, mede doordat hij ook leraar was herkenden ze veel van elkaar. “Ze is uniek in de organisatie. Alles is altijd netjes, als er een vervanger kwam dan had ze alles op de juiste plek liggen, geordend en volledig. Ze besteedde veel aandacht aan de inrichting, bij rekenles was er een andere opstelling dan bij spelling. Ik weet zeker dat ze zal denken: ‘Ik hoop dat mijn klaslokaal geen rommeltje wordt.’”

Het drumstel van Cor Schilder (33) in zijn oefenruimte
3007WEBAPPstilCOR
Ilvy Njiokiktjien / NYT
Cor Schilder (33) was al vijftien jaar drummer van de band Vast Countenance. “Hij had de lach aan zijn kont hangen”, zegt bassist en vriend Johan Molenaar. “Elke repetitie weer zorgde hij voor de lach.” In 2008 gingen ze op tournee naar de Verenigde Staten. Op de avond dat Obama president werd, traden ze op. “Prachtig.”
“Onze band bestaat uit zes man, maar we weten nog niet of we verdergaan zonder Cor. Er komt in ieder geval een benefietconcert en een cd opgedragen aan Cor en Neel, zijn vriendin. We waren net bezig met een album, in juni heeft Cor de drumtracks opgenomen, hij heeft acht nummers gedrumd. We dragen de cd aan hen op. “Neel (30), was onze grootste fan. Ze gingen lekker op vakantie. Samen reizen, daar hielden ze van. Hij was een levensgenieter, hier lag hij vaak in zijn hangmat met een biertje en een sjekkie. “De oefenruimte was een bijzondere plek voor hem. Hij nam vaak bier mee en iets te roken. We praatten over van alles en nog wat. Het zou raar zijn als er straks iemand anders achter dat drumstel zit.”

De slaapkamer van Bryce Fredriksz (23) en zijn vriendin Daisy Oehlers (20)
3007WEBAPPstilBRYCE
Ilvy Njiokiktjien / NYT
Bryce Fredriksz (23) was een voetbalgek, vertellen zijn moeder Silene Fredriksz-Hoogzand (51) en vader Rob Fredriksz (66). “Maar trainers werden gek van hem, altijd kunstjes op het veld.” Een kopie van zijn vader was hij ook. Dat wil zeggen: makkelijk, chaotisch, hij maakt zich nergens druk om. En: warm, lief, niet gierig. “Daisy was een perfect match met Bryce. Toen hij wat met Daisy kreeg veranderde hij in een getrouwde man. Hij zorgde voor haar. Daisy’s moeder is 2,5 maand geleden overleden, Bryce zorgde ervoor dat Daisy goed bleef eten, hij schepte voor haar op. Daisy heeft niet veel familie, we namen haar erbij. Ze woont nu al twee jaar bij ons. We zorgden voor haar alsof het onze eigen dochter was. “Na die moeilijke tijd, rond het overlijden van haar moeder, wilden we iets fijns voor ze. We wilden ze een reis cadeau doen, naar Bali. Bryce kon duiken en wilde dat ook laten zien aan Daisy. “Ik weet niet goed wat ik met de kamer moet. Eerder dacht ik nog weleens: het zou lekker zijn als die twee uit huis zijn, dan hebben we een kamer erbij, wat extra kastruimte ook. Maar nu denk ik: nee, ik laat de kamer zo, misschien over vijf jaar dat ik het eens weg haal. In het begin durfde ik de kamer niet in, nu, op dag acht wel. Ik voel er een soort van rust. Af en toe moet ik wat spulletjes pakken daar en nu went het.”

De woonkamer van de familie Kooijmans
3007WEBAPPstilAPRIL
Ilvy Njiokiktjien / NYT
Familievriendin Astrid van Noort (47) leerde April Kooijmans (45) acht jaar geleden kennen via de hockeyclub van hun dochters. “Het was een bijzondere vriendschap die nog zeker vijfendertig jaar door had moeten gaan.” “Ze woonden hier prachtig in Doesburg. Voordat ze het kochten had Barry al eens tegen April gezegd: ‘Als je hier toch eens kon wonen’. En toen ze er woonden zei ze dat ze zich elke dag bij het thuiskomen op vakantie waande, zo mooi vond ze het.” “Ze hadden zo veel zin in deze reis. Ze wilden de kinderen meegeven dat niet iedereen het geluk heeft dat zij hebben. Dat wilden ze laten zien. Ze hadden daarom backpacks met kleding mee voor arme kinderen.”
“We hadden dezelfde waarden en ideeën. Zo weten we allebei zeker dat je niet maar één keer op aarde komt. Je komt terug, daar geloof ik in.”

De slaapkamer van Isa Kooijmans (10)
3007WEBAPPstilISAb
Ilvy Njiokiktjien / NYT
Isa Kooijmans (10) keek uit naar haar reis naar Azië, vertelt haar nichtje Paula van Triest (12). “Isa was verrassend en grappig, heel levendig. Ze had zin in de vakantie, maar was wel bang dat ze veel te veel tempels zouden gaan bekijken in Myanmar. Ze had haar rainbow loom mee om aan de kinderen die ze zou ontmoeten uit te leggen hoe het werkt. “Ze was een beetje slordig, en ze had het idee dat haar kamer te roze was voor haar leeftijd. Het voelt gek om in haar kamer te staan. Je voelt dat er iets helemaal mis is, maar op de manier waarop ze het heeft achtergelaten weet je dat ze gelukkig was en klaar om op reis te gaan.”

De slaapkamer van Mira Kooijmans (12)
3007WEBAPPstilMIRA2
Ilvy Njiokiktjien / NYT
Mira Kooijmans (12) hield van gitaarspelen en Harry Potter. Haar kamer in Doesburg kijkt uit op de weelderige tuin. “Eén van de leukste dingen om te doen met Mira vond ik koken en knoeien in de keuken”, vertelt Lieke van Noort (13), vriendin van Mira. “We hebben samen kip gevuld, dat was een vies werkje. Maar we hebben ook samen cupcakes gemaakt en taarten.” Mira had veel zin in de reis, zegt Lieke. “Ze had het er al over gehad met veel van onze vriendinnetjes.”

De werkplek van Barry Kooijmans (47) op het hoofdkantoor van Nomad
3007WEBAPPstilNOMAD
Ilvy Njiokiktjien / NYT
“Barry was bevlogen. Dit klinkt heel cliché, maar ik ken weinig mensen met zo’n drive voor wat ze doen”, vertelt Mathijn Konings, die dertien jaar werkte met Barry Kooijmans (47), de directeur van outdoor-bedrijf Nomad, die omkwam met zijn gezin. “Hij wilde niet op een saai kantoor werken dat net zo goed van een accountant kon zijn. We zouden na zijn vakantie nadenken over verbouwen.” Konings: “Ze gingen een rondreis maken met het gezin, samen met het gezin van zijn zus Anouk. Barry was toe aan vakantie. Ik heb veel met hem door Azië gereisd, dertien jaar lang, en als ik zei dat ik erheen ging met mijn vriendin, zei hij: ‘Dat wil ik ook met mijn gezin’.” “Ik zei: ‘Barry ga nou. Laat de dingen gaan, ga naar Azië.’ De tijd was er goed voor. De druk op het werk, en de leeftijd van de kinderen. Die zijn tien en twaalf, die konden zo’n reis heel bewust meemaken.”

De slaapkamer van Robert Ploeg (21)
3007WEBAPPstilROBERT
Ilvy Njiokiktjien / NYT
De werkkamer van Alex Ploeg (58)
3007WEBAPPstilALEX
Ilvy Njiokiktjien / NYT
De slaapkamer van Alex Ploeg en Edith Ploeg-Cuijpers (53)
3007WEBAPPstilEdith
Ilvy Njiokiktjien / NYT
Sandra (18) en Mirjam Ploeg (22) zijn als enigen overgebleven van hun gezin. Ze vertellen over hun moeder, vader en broer: “Onze moeder was een duizendpoot. Ze gaf EHBO-les, ze hielp mijn vader met zijn administratie, ze gaf Djembe-les en kookles, en ze had een eigen bedrijfje met verkleedkleding voor kinderfeestjes. Ze was altijd voor anderen bezig. “Onze vader was vooral bezig met kikkers, salamanders en gekko’s in zijn kantoor, dat was zijn hobby en passie, hij is bioloog. Hij vond zijn werk leuk, als hij de loterij zou winnen, dan zou hij doorwerken. “Onze broer was veel bezig met game design, met programmeren. Je kon hem altijd achter de computer vinden. “Ze gingen op vakantie naar Maleisië, Bali en Singapore. Ze zouden ook bij vrienden verblijven. Wij hadden thuis altijd veel gasten uit Azië, via mijn vaders werk. Dat werden ook echt vrienden en daar wilden ze nu langs gaan.
“Onze vader vond het heel fijn om een eigen plek te hebben om te zitten, buiten huis. Hij kon daar rustig aan zijn artikelen werken, zonder de herrie van spelende kinderen. “Onze moeder speelde harp, die stond bij hen in de slaapkamer. Vroeger speelde mijn moeder harp om ons in slaap te brengen, dan lagen we op het bed van mijn ouders en speelde zij tot wij sliepen. Ze heeft haar harp van haar eerste salaris gekocht, het was een grote hobby van haar. “Ik denk dat we uiteindelijk allebei uit het huis gaan. Het is te groot en het zou vreemd zijn er te wonen, dus we gaan het verkopen waarschijnlijk. We slapen nu in de huiskamer, dat voelt fijner, dan kunnen we samen liggen.”




zaterdag 26 juli 2014

Bread to Keep the Peace Food Henk Wildschut Photography




Henk Wildschut, Food


JTF (just the facts): Published in 2013 by Post Editions (here). Hardcover, 144 pages, with 91 color photographs and 95 black and white thumbnails (with accompanying captions). Includes a short artist statement on the jacket flap. (Spread shots below.)

Comments/Context: Food production is one of those touchy subjects that we all seem to have a strong opinion about, even though we are largely uninformed about its realities and details. With cues from the farm to table and slow food movements and lessons from Michael Pollan’s The Omnivore’s Dilemma rattling around in our brains, we know we want good healthy food (“organic “or not), grown not too far from where we live, raised in conditions that wouldn’t make us think twice or pull back in horror. We also want food that is relatively inexpensive, abundant, and undeniably safe. And increasingly, we are demanding evidence of supporting production processes that aren’t unnecessarily harmful to the animals or the environment. So the obvious challenge for modern farmers is that with consumers off in a blissful fog of happy cows in sunshine filled meadows, they need to come to grips with a set of conditions that are often contradictory, or at least in general opposition, while still finding a way to make a living.
Henk Wildschut’s photographs of Dutch food production sites bring this challenge into crisp clinical focus. Diving into technical details and industrial methods with the attention of a forensic scientist, his pictures sweep aside romanticism and dig deep into the cutting edge technologies being deployed in today’s most innovative farms. Depending on your perspective, given that his findings are so far from our 19th century ideals, your reaction will be somewhere between impressed with our collective ingenuity or astonished and a bit frightened by our increasingly technical optimizations. His point is that food production is far more nuanced and complicated than we generally understand, and even when we do the homework and get better educated, the answers aren’t easy – they require trade-offs that reasonable people will still disagree about, regardless of whether we’re talking about tomatoes and lettuce, milk and yogurt, potatoes and freshwater fish, or pork and beef.
His book is divided into six ominous sounding sections: Source, Protocol, System, Location, Product, and Hygiene, with each one supported by a selection of representative images from various different farms. One of the things that becomes immediately clear is that if we want inexpensive food, it needs to be farmed at larger scale, and with larger scale comes the need for standardization and regulation, as well as more systematic efforts at nearly every step in the chain to prevent infections, diseases, and other problems. Like Thomas Struth’s images of sites of technology, Wildschut’s photographs take on a eerie futuristic quality, as professionals in bunny suits normally found in a semiconductor clean room worry over special purpose computerized machinery designed to improve, automate, and track everything from vaccinations to packaging.
Wildschut’s photographs are framed and titled with deadpan accuracy, bringing unemotional scientific rigor to his subjects. Each image is a tiny object lesson in highly controlled process detail: petri dishes of infected leaves, highly accurate measuring systems, fluorescent lit industrial washing stations, custom built conveyor belts, and data centers filled with racks of servers. His monotone descriptive titles take on an ironic edge when closed door reality and our imagined fantasy don’t entirely align: Playground captures piglets in repeated rectangular pens with plastic flooring while River shows us rows of circular breeding tanks for farm raised fish. But it’s these inversions that really provoke new realizations about the state of modern farming. Lavatory shows an ingenious indoor fencing system that manages pig waste effectively, while Semi-finished shows a conveyor belt of brown and white chicks, color coded for easy separation between male and female. Innovative thinking is being applied at every stage, and a pervasive paranoia around cleanliness and order is found almost everywhere.
Photographically, Wildschut’s pictures alternate between squared off wider views of technology rich scenes (greenhouses, machinery, technical facilities) and closer in still lifes of isolated equipment, animals, and workers. His eye is often attracted by the puzzling or incomprehensible – odd looking machines with unfathomable (but later found to be important) functions, regimented racks of carcasses, perfect greenhouses that seemingly stretch to the horizon, and workers in hairnets and shower caps keeping the massive operations running. The photographs are just as controlled as the environments being depicted, obsessively crisp and clear, and yet still mysterious. Every visual puzzle is later unraveled in the captions to thumbnail images in the back of the book, educating us after we have taken the ride to wary incomprehension and back.
What makes this book work so successfully is its unwavering balance; it is neither a celebration nor an indictment of today’s farming, but simultaneously both – each photograph has the potential to look amazingly brilliant or delusionally crazy, depending on your vantage point. That open endedness ensures that the pictures provoke discussion, rather than stifling it with a one sided visual argument. It’s the kind of book that will likely kindle arguments, so casually leave it on your coffee table and wait for the sparks to fly.
Collector’s POV: Henk Wildschut just had a show of this body of work at Kominek Gallery in Berlin (here). His work has not yet reached the secondary markets, so gallery retail remains the best/only option for those collectors interested in following up.
Voedsel voor de vluchtelingen
Een vluchtelingenkamp is niet zomaar gevoed. Fotograaf Henk Wildschut onderzocht in Jordanië wat er bij komt kijken.
550 duizend ton graan
Ondanks het feit dat er in Jordanië geen tarwe wordt verbouwd, is brood het belangrijkste onderdeel uit het voedingspakket. Met de vier bestaande graansilocomplexen heeft Jordanië een opslagcapaciteit van ongeveer 550.000 ton graan. Genoeg om de bevolking voor zes maanden van brood te voorzien. Op dit moment wordt er op de grens met Saoedi-Arabië een groot nieuw silocomplex gebouwd met een capaciteit van 250.000 ton. Ook elders in het land wordt gewerkt aan een extra opslagcomplex. De silo’s vormen een extra buffer tegen de fluctueringen op de wereldgraanmarkt en maken Jordanië iets minder kwetsbaar voor grote prijsschommelingen. Daarnaast is de uitbreiding noodzakelijk in verband met de grote vluchtelingenstroom uit de omringende landen.
Gratis brood
R. Hammad leidt voor het World Food Program (WFP) de voedselvoorziening in het vluchtelingenkamp Za’atari. Het kamp is qua aantal inwoners – in maart van dit jaar waren het er 110.000, op dit moment zijn het er 82.000 – de vierde grootste stad in Jordanië . Elke dag verstrekt WFP 23 kubieke meter brood aan de inwoners. Per maand krijgt elke vluchteling een voucher ter waarde van twintig euro om zelf voedsel te kopen in de kampsupermarkt. Brood valt buiten dit programma en wordt gratis vertrekt. Maandelijks besteedt WFP 1 miljoen dollar aan brood. H. Hammad maakt strenge afspraken met de vier gecontracteerde bakkers over de kwaliteit en de leveringsvoorwaarden. Slechte kwaliteit brood kan onrust veroorzaken in het kamp. Het door WFP bij de bakkers gekochte brood valt niet onder de subsidieregeling van de Jordaanse overheid, WFP betaald dus de reguliere broodprijs.
Jordan Silos Company
Mohamed Abul Ghanam is directeur van de Jordan Silos and Supply General Company en is verantwoordelijk voor het goed opslaan van het door de Jordaanse overheid geïmporteerde graan. Het afgelopen jaar heeft hij ongeveer 1 miljoen ton tarwe opgeslagen in zijn silo’s en gedistribueerd naar de meelfabrieken in het land. In de laatste drie jaar heeft hij de opslag zien stijgen met 200.000 ton. Deze stijging is voor het grootste deel terug te voeren op de toestroom van vluchtelingen. De Silos Company is een onderdeel van het Jordaanse ministerie van Handel dat de tarwe inkoopt op de wereldgraanmarkt.
Twee maanden voor anker
De Captian P. Egglezos is met een lading van 45.000 ton graan in 22 dagen van Argentinië naar Aqaba, de haven van Jordanië, gevaren. Al het graan voor Jordanië wordt via Aqaba aangevoerd en vanuit graansilo’s over het land gedistribueerd. Het meeste graan komt uit Oekraïne, Rusland, India en Argentinië. In januari heeft de Captian P. twee maanden voor anker gelegen voor de kust van Iran. De reder wachtte tot de graanprijzen zouden stijgen om zo een betere prijs te kunnen krijgen voor de lading.
110 kilo brood per persoon
Gemiddeld eten Jordaniërs 110 kilo brood per jaar (in Nederland is dat 60 kilo). Om onrust bij de bevolking door bijvoorbeeld sterke fluctuering van de tarweprijzen te voorkomen, wordt brood door de overheid met 75% gesubsidieerd. Door de instroom van grote hoeveelheden vluchtelingen uit de omringende landen staat de economie in Jordanië onder grote druk en stijgen de prijzen, ondanks de zware subsidiëring.
240 gram per dag
Tussen zes en halfacht mogen de inwoners van het Za’atari vluchtelingenkamp brood halen bij een van de vier distributiepunten in het kamp. Per persoon is er 240 gram brood.
Lokale medewerkers van Save the Childeren zijn verantwoordelijk voor het uitdelen van het brood.
De UNHCR heeft op dit moment ruim 600.000 vluchtelingen geregistreerd in Jordanië, bovenop de vermoedelijk 1,4 miljoen ongeregistreerde vluchtelingen in het land. Jordanië telt 8 miljoen inwoners.
Kinderen halen het brood
Traditiegetrouw wordt het brood in Syrië meestal door kinderen bij de bakker gehaald. Zo ook in het kamp. Omdat er door drukte en stress vaak ongeregeldheden onder de volwassen onstaan, heeft WFP geprobeerd dit te veranderen. De traditie bleek sterker dan gedacht. Tijdens de distributie houden bewakers de gang van zaken nauwlettend in de gaten.
Alles is lekker
Ahmad woont nu een jaar in het kamp en heeft net voor acht personen brood gehaald. Thuis in Syrië haalde hij het brood van de bakker om de hoek, maar die is nu verwoest. Hij klaagt niet over de kwaliteit van het brood in het kamp omdat hij na een jaar belegering van zijn dorp ervaren heeft wat honger is. Nu is alles lekker.
Distributiekaart
Per familie is er één brooddistributiekaart waarmee ‘s morgens vers brood kan worden gehaald. Om de vijftien dagen moet de kaart opnieuw worden opgehaald en geregistreerd. Hierdoor krijgt WFP een goed overzicht van wie zich nog wel en niet meer in het kamp bevindt. Het kamp heeft een constante stroom van bewoners die komen en weer gaan. In de piektijd in 2012 woonden er bijna 144.000 mensen.
Vier distributiepunten
Het kamp, met een totaal oppervlak van 3,3 vierkante kilometer, heeft vier distributiepunten waar mensen op hetzelfde tijdstip in de rij moeten staan voor hun brood. WFP zoekt naar een manier om de brooddistributie net als de voedseldistributie uit te besteden aan een commerciële partner. Sinds maart van dit jaar staan er twee commerciële supermarkten in het kamp waar inwoners met vouchers voedsel kunnen kopen. Het voordeel van dit systeem is dat de inwoners van het kamp weer keuzevrijheid en eigenwaarde krijgen. Brood durft WFP nog niet uit handen te geven aan een commerciële partner, want het is van cruciaal belang dat de verstrekking ordelijk en betrouwbaar verloopt om onrust onder de bewoners te voorkomen.

















vrijdag 25 juli 2014

The Poetry of the Great City in Color and Black and White Photography


THE RUSH AND CALM, MOMENTS IN THE CITY

A deserted 1950s theatre versus a packed metro train with passengers flattened against the windows. Just one of the many contrasts waiting to be discovered in The rush and calm, moments in the city, a major photo exhibition opening at the Hague Museum of Photography on 5 July.
Where else are social divisions so apparent? The city is a reflection of society and of the complexity of life. No wonder that its psychology is such a source of inspiration for photographers. The modern city presents an array of antitheses: it is both highly planned and labyrinthine, structured yet chaotic, a fast-moving and exciting place to live but at times a war zone from which to flee. In this show, 40 different photographers offer us their vision of the city in around 150 images. Most of the photographs come from one of the finest (anonymous) private collections in the Netherlands; a few are drawn from the collection of the Gemeentemuseum Den Haag. Top names include Karl Hugo Schmölz, Lee Friedlander, Diane Arbus, Ed van der Elsken, Mitch Epstein, Dana Lixenberg, William Klein, Walker Evans and Michael Wolf.     
The exhibition starts with around 70 vintage photos by German architectural photographer Karl Hugo Schmölz (1917-1986). In the 1950s, Schmölz documented the austere buildings erected during the post-war reconstruction and industrial regeneration of Cologne in images full of icy precision and devoid of human presence. Few photographers have ever captured the serene abstraction of the city as perfectly as he did. His pictures – made with a technical camera (negative format 18 x 24 cm) – meticulously record the German Wirtschaftswunder and portray the new office blocks, department stores, cinemas and theatres conjured from the rubble of the Second World War. The modern, functional architecture of the new buildings is matched by Schmölz’s coolly detached and rational style. Yet he manages to introduce dramatic effects, for example by making his images as empty as possible or by taking his pictures at dusk in order to maximise the contrast between light and dark.
The exhibition goes on to trace the emergence of post-war social unrest and the advances of the 1960s and 70s via trends in urban photography such as ‘street photography’ (Ed van der Elsken and Lee Friedlander) and the ‘new topographics’ (Henry Wessel and Lewis Baltz). It closes with a look at the rise of colour photography in the 1980s and 90s (Mitch Epstein and Martin Parr) and at contemporary 21st-century developments in urban photography (Larry Sultan and Jitka Hanzlová).
In stark contrast to the serene perfection of Schmölz’s images, the show includes photographs in which you can almost hear the hustle and bustle of the city: photos like the clandestine images of the Barcelona red light district created by Joan Colom in 1958-1961 or the pictures snatched by paparazzo Ron Galella. Michael Wolf goes further, viewing the city as a claustrophobic nightmare, and his Tokyo Compression series shows long-suffering commuters flattened against the windows of crammed subway trains.
De poëzie van de grote stad, in kleur en zwart-wit
Door 

Soms is de stad stil, donker en ijzingwekkend netjes, zoals op de foto’s van de Duitse fotograaf K.H. Schmölz (1917-1986). Tegenover de chaos van de Tweede Wereldoorlog plaatste hij de naoorlogse vooruitgang – welvaart, moderniteit – centraal in beelden die geheel van mensen zijn gespeend. Schmölz’ hoofdpersonen zijn de gebouwen zelf. Ze staan aanlokkelijk te stralen in de duisternis: een bioscoop, een autoshowroom, een benzinestation, een concertzaal. Allemaal leeg maar o zo begeerlijk.
Met ruim zeventig foto’s is Schmölz een van de pijlers van de tentoonstelling De stad, de stilte en het gedruis in het Fotomuseum Den Haag. Die bevat rond de 150 foto’s van veertig fotografen, grotendeels afkomstig uit een veel grotere verzameling van een anoniem Nederlands echtpaar. Alleen al van Schmölz hebben zij rond de honderd originele afdrukken. Ze nodigden curator Wim van Sinderen uit om naar een thema van zijn keuze een expositie samen te stellen, hier en daar aangevuld met werk uit de eigen collectie van het museum.
Het thema dat Van Sinderen koos, ‘de stad’, was weliswaar geïnspireerd door het werk van Schmölz, maar biedt vervolgens alle ruimte aan alle soorten fotografie uit de afgelopen halve eeuw. Naast het strak geregisseerde van Schmölz vind je de straatfotografie met Daido Moriyama’s snapshots van Tokio en Ed van der Elskens vetkuiven en suikerspinnen. De kleurenfotografie verschijnt ten tonele met het aardbeien- en slagroomtoetje in hoogglans technicolor van Martin Parr, de documentaire verhalen worden verteld met de ontroerende portretten van de New Yorkse daklozen van Dana Lixenberg.
Van stilte tot gedruis, de tentoonstelling waaiert net zo vrij en chaotisch en kleurrijk en fragmentarisch uit als het stadsleven zelf. Van Sinderen noemt het zelf „een losjes, bijna jazz-achtige improvisatie op een thema”. Als bezoeker moet je op je gevoel varen, want duiding of betoog of chronologie is er niet, behalve een summiere inleiding en wat citaten op de muren van uiteenlopende figuren als Bono en Robert Musil en fotografe Diane Arbus die zegt: ‘I have never taken a picture I’ve intended. They’re always better or worse.’ Onwillekeurig vraag je je af: haar portretten die hier hangen, zoals die van een Puertoricaanse huisvrouw en een burlesque danseres, zijn die better or worse?
Nog sprekender dan de naoorlogse reeks van Schmölz heeft de Amerikaanse fotograaf Lee Friedlander het stedelijke gevoel te pakken met zijn serie The New Cars. Het tijdschrift Harper’s Bazaar gaf Friedlander opdracht om de nieuwe auto’s van 1964 te fotograferen. Zoals voor Schmölz de gebouwen de hoofdrol speelden, waren dat voor Friedlander deze auto’s. Hij plaatste ze als quasi-onopvallende passanten in het gruizige stadsdecor van autosloperijen, of achter de glazen voordeur van een diner, of terloops half in beeld langs de stoep.
De autofabrikanten waren niet tevreden en het tijdschrift heeft ze niet afgedrukt. In het museum is te zien dat ze ongelijk hadden: Friedlander heeft juist van de auto’s de ongekroonde koninginnen gemaakt van de Amerikaanse stad van hun tijdperk.
In 1958 maakte Ray Metzker een foto in Chicago, Light lines geheten. Zo simpel als het onderwerp is – de benen van twee mensen die oversteken en de schaduwen die ze op het asfalt werpen – zo vol optimisme en ongekende mogelijkheden is die foto. De Duitse fotograaf Michael Wolf laat in Azië een andere wereld zien, met zijn beelden van forensen die tegen de ruiten vol condens van de metro worden geplet en hun reis in lijdzaamheid ondergaan. De stad bevrijdt, de stad bedrukt.
2507kuntracy3.jpg
2507kuntracy2.jpg
Boven: Saul Leiter, Taxi, 1957Onder: Ray Metzker,Light Lines, 1958
 
Foto’s Fotomuseum Den Haag
2507kuntracy3.jpg
2507kuntracy2.jpg
Boven: Saul Leiter, Taxi, 1957Onder: Ray Metzker,Light Lines, 1958
 
Foto’s Fotomuseum Den Haag

  1.  






donderdag 24 juli 2014

Foam: new steps in Fashion Photography


The Don't Stop Now: Fashion Photography Next exhibition, organised by Foam in collaboration with guest curator Magdalene Keaney, starts out from the fact that fashion photographers are first and foremost photographers. The exhibition provides a platform for a new generation of image-makers who work with fashion. Don't Stop Now: Fashion Photography Next offers an exciting glimpse into the wealth of contemporary practices in fashion photography, resulting in a dynamic, colourful and multi-faceted presentation.
Variety and hybrid are two major characterisations of the work of these young photographers. The exhibition shows the diversity in approaches, as well as the abundance of photographic methods. Developments in fashion photography proceed for the most part equally as those in other fields of photography. Contrary to the possibilities presented by digital technology, many emerging photographers turn to analogue techniques and process their own images in the darkroom. Some photographers are particularly interested in the artificial character of the fashion image and are pushing the limits of the medium via manual interventions and manipulation; others, on the contrary, investigate the possibilities  offered by the digital aesthetic. To do so, various forms are juxtaposed and combined, such as studio and location shots, and genres such as still life, landscape, portrait and abstraction. Collage, sculpture, installations and performance also naturally assume a place in their method of working. The most important rule is that there are in fact no rules.
The emergence of zines, independent underground publishers and self-publishing has offered a welcome alternative to the monopoly position long held by the major publishing companies. This has created a kind of underground circuit that allows more space for experimentation, existing parallel to the world of the established global fashion industry. The opportunities presented by self-publishing and social media are for many of the photographers discussed here a major instrument of promoting their own work without mediation by galleries, agencies or established institutions.
The photographers who are featured here are considered as a new generation making groundbreaking work and following in the footsteps of famed colleagues of the established order, such as Mario Testino, Steven Meisel, Jürgen Teller or Inez & Vinoodh. Concurrent with this exhibition, a book by Magdalene Keaney with the same title will be published by Thames & Hudson. Don't Stop Now: Fashion Photography Nextis intended as a positive statement regarding the work of the young photographers included in the exhibition and the book, both now and in the future.

Foam: nieuwe stappen in modefotografie
DoorSandra Heerma van Voss
DONDERDAG 24 JULI 2014

 Mooie jonge mensen in grote onderbroeken, stoeiend in een kaal huis – dit hebben we eerder gezien. Net als de treurige mannequin met sprietjeshaar die een kleine, stille pauze neemt van de catwalk-chaos om haar heen.
Deze foto’s van Chad Moore ( VS, 1987) en Kasia Bobula (Polen, 1983) voldoen aan de grootste clichés in de modefotografie: het quasi-nonchalant etaleren van benijdenswaardige fysieke schoonheid. Opvallende styling is leuker, doet de kleding meer recht en lijkt gek genoeg bereikbaarder, zeker als een fotograaf voor afwijkende modellen kiest. Charlie Engman (VS, 1987) plaatst zijn eigen moeder – rood recht haar, chagrijnige tronie – in designkleding voor kleurige kartonnen studiodecors.
Bij Erik Madigan Heck (VS, 1983) vergroeien kostuums, kapsels en achtergrond middels digitale bewerking tot een soort geometrisch behang waaruit alleen de bleke huid van de mannequins oplicht. Het zwart-witportret dat de Nederlander Philippe Vogelenzang (1983) maakte van actrice Gabourey Sidibe, als rijzige operazangeres in een plisséjurk van Issey Miyake, is zo mooi dat het de grenzen van het genre ver overstijgt. Elk detail draagt bij aan een karakterstudie.
Alle vijf de fotografen werden door curator Magdalene Keaney geselecteerd voor Fashion Photography Next, een prachtig uitgegeven boek waarin ze een nieuwe lichting onder bredere aandacht wil brengen. Voor fotomuseum Foam in Amsterdam stelde Keaney rond deze 35 namen een bescheiden tentoonstelling samen, met werk dat grotendeels met het boek overlapt. Een generatie is het niet echt; er zitten twintigers en veertigers bij, en ook stilistisch zijn de onderlinge verschillen groot.
Er kleven nogal wat stigma’s aan de term modefotografie, blijkt uit Keaneys interessante inleiding. Het voorvoegsel ‘mode’ duidt op trendy, helemaal van nu, en dus vergankelijk, gekoppeld aan de waan van de dag. Binnen het kunstfotografisch establishment geldt het als een oppervlakkig subgenre. Keaney vindt dit grote onzin. Doordat het zo snel is, kan modefotografie voorloper en zelfs aanjager zijn op technisch en sociaal-maatschappelijk gebied – denk aan Calvin Kleins unisex-parfumreclames. Bovendien is het een echt vak: de fotografen uit Fashion Photography Next zijn veelal academisch opgeleid en breed kunsthistorisch onderlegd. Ze klonteren vanouds samen in de drie modecentra (Londen, New York, Parijs) en werken met ouderwetse, langzame camera’s.
Grote kledingconcerns en prestigieuze papieren (!) tijdschriften – VogueWThe gentlewoman – zijn nog altijd de machtigste en/of meest begeerde opdrachtgevers, hoewel de creatieve mogelijkheden hier ondergeschikt zijn aan de wensen en het budget van de klant.
Nieuwe ontwikkelingen zijn er ook. De macht van bedrijven, bladen en de kunstscene is niet meer allesbepalend; dankzij internet en ‘independent’ tijdschriften is een bloeiende undergroundcultuur ontstaan. Wie nu een boek wil maken, neemt een onafhankelijke uitgever in de arm en verkoopt het online. ‘Zines’, blogs en social media geven een fotograaf de kans om in alle vrijheid en zo snel als hij (of zij; het aantal vrouwen áchter de camera neemt voor het eerst in de honderdjarige geschiedenis van het vak snel toe) wil een publiek voor zijn werk te vinden.



2407kunfoamm.jpg
Een van de moderne modefotografen in Foam: de Amerikaan Charlie Engman, met een titelloze foto uit 2013.
 
Foto Charlie Engman